Language of document :

Verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door de Obvodní soud pro Prahu 1 (Tsjechië), vertegenwoordigd door een notaris in hoedanigheid van executeur, op 6 februari 2024 – L.P e.a.

(Zaak C-98/24, Koda1 )

Procestaal: Tsjechisch

Verwijzende rechter

Obvodní soud pro Prahu 1

Partijen in het hoofdgeding

L. P.

A. K.

R. K.

R. F. von K.-K.

Prejudiciële vragen

Moet artikel 83, leden 3 en 4, van verordening nr. 650/2012, gelezen in samenhang met artikel 3, lid 1, onder d), van verordening nr. 650/20121 , aldus worden uitgelegd dat het begrip „uiterste wilsbeschikking” ook betrekking heeft op een verklaring van onterving?

Indien de eerste vraag bevestigend wordt beantwoord: moet artikel 83, lid 4, van verordening nr. 650/2012 aldus worden uitgelegd dat indien de erflater vóór 17 augustus 2015 meermaals schriftelijk een uiterste wilsbeschikking heeft opgesteld die in overeenstemming was met het recht van een lidstaat dat hij krachtens deze verordening had kunnen kiezen, het recht dat wordt beschouwd als datgene dat is gekozen als het recht dat op de erfopvolging van toepassing is, het recht is in overeenstemming waarmee hij vóór 17 augustus 2015 voor het laatst bij uiterste wil heeft beschikt?

Moet artikel 26, lid 2, van verordening nr. 650/2012 aldus worden uitgelegd dat indien de erflater in zijn bekwaamheid om bij uiterste wil te beschikken was beperkt krachtens een uiterste wilsbeschikking die is opgesteld in overeenstemming met het recht waardoor zijn erfopvolging in het geheel vóór 17 augustus 2015 werd beheerst, en indien de voorwaarden voor de uitoefening van zijn bekwaamheid om bij uiterste wil te beschikken zijn gewijzigd als gevolg van een latere wijziging van dat recht, de bekwaamheid van de erflater om bij uiterste wil te beschikken nog steeds beperkt is overeenkomstig het recht dat op zijn erfopvolging van toepassing zou zijn geweest indien hij was overleden op de datum van sluiting van de betreffende erfovereenkomst, ongeacht het feit dat hij overeenkomstig het recht waardoor zijn erfopvolging op de datum van zijn overlijden in het geheel wordt beheerst gerechtigd was om de gesloten erfovereenkomst te beëindigen (te herroepen of te wijzigen)?

____________

1 Dit is een fictieve naam, die niet overeenkomt met de werkelijke naam van enige partij in de procedure.

1 Verordening (EU) nr. 650/2012 van het Europees Parlement en de Raad van 4 juli 2012 betreffende de bevoegdheid, het toepasselijke recht, de erkenning en de tenuitvoerlegging van beslissingen en de aanvaarding en de tenuitvoerlegging van authentieke akten op het gebied van erfopvolging, alsmede betreffende de instelling van een Europese erfrechtverklaring (PB 2012, L 201, blz. 107).