Language of document :

Beroep ingesteld op 29 februari 2024 – CR/Commissie

(Zaak T-131/24)

Procestaal: Frans

Partijen

Verzoekende partij: CR (vertegenwoordiger: S. Orlandi, advocaat)

Verwerende partij: Europese Commissie

Conclusies

De verzoekende partij verzoekt het Gerecht:

het besluit van 4 mei 2023 houdende vaststelling van de pensioenrechten van verzoekster nietig te verklaren;

de Commissie te verwijzen in de kosten.

Middelen en voornaamste argumenten

Ter ondersteuning van haar beroep voert verzoekster een primair en een subsidiair middel aan.

Primair stelt verzoekster schending van de werkingssfeer van de bepalingen van de overgangsregeling die is neergelegd in de artikelen 21, 22 en 28 van bijlage XIII bij het Statuut van de ambtenaren van de Europese Unie (hierna: „Statuut”).

Artikel 28 van bijlage XIII bij het Statuut kan in het licht van de rechtspraak omtrent de draagwijdte van de artikelen 21, 22 en 28 van bijlage XIII bij het Statuut en artikel 1 van de bijlage bij de regeling welke van toepassing is op de andere personeelsleden van Europese Unie, die ertoe strekten de verworven rechten en de gerechtvaardigde verwachtingen van het „bestaande personeel” ten tijde van de hervorming te beschermen, alleen aldus worden uitgelegd dat het de situatie van opeenvolgende perioden van aansluiting bij de pensioenregeling als tijdelijk functionaris of arbeidscontractant, en vervolgens als ambtenaar, enkel regelt wanneer deze perioden onderbroken werden. Naar aanleiding van haar benoeming als ambtenaar werd de verzoekende partij echter niet „opnieuw tewerkgesteld”. Zij heeft simpelweg dezelfde activiteiten voortgezet en bleef daarbij aangesloten bij dezelfde pensioenregeling, die gemeenschappelijk is voor de tijdelijke functionarissen, arbeidscontractanten en ambtenaren.

Subsidiair werpt verzoekster een exceptie van onwettigheid van artikel 28 van bijlage XIII bij het Statuut op.

____________