Language of document :

Beroep ingesteld op 15 september 2010 - Socitrel/Commissie

(Zaak T-413/10)

Procestaal: Portugees

Partijen

Verzoekende partij: Socitrel - Sociedade Industrial de Trefilaria, SA (São Romão de Coronado, Portugal) (vertegenwoordigers: F. Proença de Carvalho en T. de Faria, advocaten)

Verwerende partij: Europese Commissie

Conclusies

gedeeltelijke nietigverklaring van de artikelen 1 en 2 van de beschikking van de Commissie van 30 juni 2010 inzake een procedure op grond van artikel 101 VWEU en artikel 53 van de EER-overeenkomst (zaak COMP/38.344 - voorspanstaal), voor zover zij verzoekster betreft;

verlaging van de geldboete;

verwijzing van de Commissie in de kosten.

Middelen en voornaamste argumenten

Verzoekster komt op tegen dezelfde beschikking als die in zaak T-385/10, ArcelorMittal Wire France e.a./Commissie.

Verzoekster voert de volgende middelen aan:

1)    ontoereikende motivering van de bestreden beschikking, hetgeen schending van artikel 296 VWEU oplevert, en schending van het vertrouwensbeginsel doordat de geldboete is opgelegd in strijd met verzoeksters rechten van verdediging in verband met de berekening van de haar opgelegde geldboete;

2)    schending van de rechten van verdediging van SOCITREL wegens de buitensporig lange duur van de administratieve procedure bij de Commissie, waardoor afbreuk wordt gedaan aan het recht op een redelijke termijn, zoals vervat in artikel 6, lid 1, van het Europees verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden.

Subsidiair,

3)    schending van artikel 101, lid 1, VWEU en kennelijke beoordelingsfout, doordat de Commissie heeft geoordeeld dat SOCITREL niet autonoom op de markt actief was;

4)    kennelijke beoordelingsfout vanwege de Commissie doordat zij met het oog op de vaststelling van het plafond van 10 % van het omzetcijfer bij de berekening van de geldboeten het gezamenlijke omzetcijfer van de vennootschappen Emesa, Galycas en ITC als omzetcijfer heeft genomen, terwijl deze vennootschappen op het tijdstip van de inbreuk niet tot de groep Previdente behoorden;

5)    vaststelling van het bedrag van de geldboete in strijd met het evenredigheidsbeginsel, het non-discriminatiebeginsel en het vertrouwensbeginsel.

____________