Language of document : ECLI:EU:C:2017:373

Zaak C‑682/15

Berlioz Investment Fund SA

tegen

Directeur de l’administration des contributions directes

[verzoek om een prejudiciële beslissing, ingediend door de Cour administrative (Luxemburg)]

„Prejudiciële verwijzing – Richtlijn 2011/16/EU – Administratieve samenwerking op het gebied van de belastingen – Artikel 1, lid 1 – Artikel 5 – Verzoek om inlichtingen gericht aan een derde – Weigering om te antwoorden – Sanctie – Begrip ‚verwacht belang’ van de gevraagde inlichtingen – Toetsing door de aangezochte autoriteit – Toetsing door de rechter – Omvang – Handvest van de grondrechten van de Europese Unie – Artikel 51 – Tenuitvoerbrenging van het recht van de Unie – Artikel 47 – Recht op een doeltreffende voorziening in rechte – Toegang van de rechter en van de derde tot het verzoek om inlichtingen dat door de verzoekende autoriteit is toegezonden”

Samenvatting – Arrest van het Hof (Grote kamer) van 16 mei 2017

1.        Grondrechten – Handvest van de grondrechten van de Europese Unie – Werkingssfeer – Tenuitvoerbrenging van het recht van de Unie – Nationale regeling die voorziet in een geldelijke sanctie in geval van weigering om inlichtingen te verstrekken op grond van richtlijn 2011/16 – Daaronder begrepen

(Handvest van de grondrechten van de Europese Unie, art. 51, lid 1; richtlijn 2011/16 van de Raad, art. 18 en 22, lid 1)

2.        Grondrechten – Recht op effectieve rechterlijke bescherming – Grenzen – Bevel om gevolg te geven aan een verzoek op grond van richtlijn 2011/16 en maatregel waarmee de niet-inachtneming van een dergelijk bevel wordt bestraft – Daaronder begrepen – Voorwaarde – Toetsing van de rechtmatigheid van het bevel

(Handvest van de grondrechten van de Europese Unie, art. 47)

3.        Harmonisatie van de wetgevingen – Administratieve samenwerking op het gebied van de belastingen – Richtlijn 2011/16 – Uitwisseling van inlichtingen op verzoek – Verzoek om inlichtingen gericht aan een derde – Ontstaan van een verplichting voor de aangezochte lidstaat om daar gevolg aan te geven en rechtmatigheid van een bevel dat door die lidstaat aan een justitiabele is gericht – Voorwaarde – Verwacht belang van de gevraagde inlichtingen – Beoordeling te verrichten door de verzoekende autoriteit – Grenzen

(Richtlijn 2011/16 van de Raad, art. 1, lid 1, 5 en 17, lid 1)

4.        Harmonisatie van de wetgevingen – Administratieve samenwerking op het gebied van de belastingen – Richtlijn 2011/16 – Uitwisseling van inlichtingen op verzoek – Verzoek om inlichtingen gericht aan een derde – Onderzoek door de aangezochte autoriteit van de geldigheid van dat verzoek – Verplichtingen die op de verzoekende autoriteit rusten – Verstrekking van een toereikende motivering van het doel waarvoor de inlichtingen worden gevraagd

(Richtlijn 2011/16 van de Raad, art. 1, lid 1, 5 en 17, lid 1)

5.        Harmonisatie van de wetgevingen – Administratieve samenwerking op het gebied van de belastingen – Richtlijn 2011/16 – Uitwisseling van inlichtingen op verzoek – Verzoek om inlichtingen gericht aan een derde – Onderzoek door de aangezochte autoriteit van de geldigheid van dat verzoek – Omvang – Recht op effectieve rechterlijke bescherming – Rechterlijke toetsing van een wegens niet-inachtneming van een bevel opgelegde sanctie – Toetsing van de rechtmatigheid van dat bevel – Daaronder begrepen

(Handvest van de grondrechten van de Europese Unie, art. 47; richtlijn 2011/16 van de Raad, art. 1, lid 1, en 5)

6.        Grondrechten – Recht op effectieve rechterlijke bescherming – Richtlijn 2011/16 – Administratieve samenwerking op het gebied van de belastingen – Rechterlijke toetsing van een verzoek om inlichtingen gericht aan een derde – Recht van toegang tot dat verzoek voor de rechter van de aangezochte lidstaat – Geen dergelijk recht van toegang tot dat verzoek voor de betrokken justitiabele

(Handvest van de grondrechten van de Europese Unie, art. 47; richtlijn 2011/16 van de Raad, art. 16 en 20, lid 2)

1.      Artikel 51, lid 1, van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie moet aldus worden uitgelegd dat een lidstaat het Unierecht in de zin van die bepaling ten uitvoer brengt, en dat het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie dus van toepassing is, wanneer die lidstaat in zijn wetgeving voorziet in een geldelijke sanctie voor een justitiabele die weigert inlichtingen te verstrekken in het kader van een uitwisseling van inlichtingen tussen belastingautoriteiten op grond van met name de bepalingen van richtlijn 2011/16/EU van de Raad van 15 februari 2011 betreffende de administratieve samenwerking op het gebied van de belastingen en tot intrekking van richtlijn 77/799/EEG.

De omstandigheid dat richtlijn 2011/16 niet uitdrukkelijk voorziet in de toepassing van sanctiemaatregelen, staat niet in de weg aan het oordeel dat deze onderdeel zijn van de uitvoering van deze richtlijn en derhalve binnen de werkingssfeer van het Unierecht vallen. De begrippen „middelen om de inlichtingen te verzamelen” in de zin van artikel 18 van genoemde richtlijn en „maatregelen die noodzakelijk zijn om de goede werking van de regelingen voor administratieve samenwerking te garanderen” in de zin van artikel 22, lid 1, van diezelfde richtlijn zijn van dien aard dat zij dergelijke maatregelen omvatten.

In die omstandigheden is het van geen belang dat de nationale bepaling die als grondslag dient voor een sanctiemaatregel als die welke aan Berlioz is opgelegd, niet ter omzetting van richtlijn 2011/16 in nationaal recht is vastgesteld, aangezien met de toepassing van deze nationale bepaling de toepassing van genoemde richtlijn wordt beoogd (zie in die zin arrest van 26 februari 2013, Åkerberg Fransson, C‑617/10, EU:C:2013:105, punt 28).

(zie punten 39, 40, 42, dictum 1)

2.      Artikel 47 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie moet aldus worden uitgelegd dat een justitiabele die aan wie een geldelijke sanctie is opgelegd wegens de niet-naleving van een bestuursbesluit waarbij hem werd gelast inlichtingen te verstrekken in het kader van een uitwisseling van inlichtingen tussen nationale belastingautoriteiten op grond van richtlijn 2011/16, het recht heeft om de rechtmatigheid van dat besluit te betwisten.

Uit vaste rechtspraak van het Hof volgt namelijk dat de in de rechtsorde van de Unie gewaarborgde grondrechten toepassing kunnen vinden in alle situaties die door het Unierecht worden beheerst, en dat wanneer het Unierecht toepasselijk is, dit impliceert dat de door het Handvest gewaarborgde grondrechten toepassing vinden (zie in die zin arresten van 26 februari 2013, Åkerberg Fransson, C‑617/10, EU:C:2013:105, punten 19‑21, en van 26 september 2013, Texdata Software, C‑418/11, EU:C:2013:588, punten 72 en 73).

Wat meer bepaald het vereiste van een door het recht van de Unie gewaarborgd recht in de zin van artikel 47 van het Handvest betreft, moet in herinnering worden gebracht dat uit vaste rechtspraak volgt dat de bescherming tegen ingrepen van het openbaar gezag in de privésfeer van een natuurlijke persoon of een rechtspersoon die willekeurig of onredelijk zouden zijn, een algemeen beginsel van het Unierecht vormt (arresten van 21 september 1989, Hoechst/Commissie, 46/87 en 227/88, EU:C:1989:337, punt 19, en 22 oktober 2002, Roquette Frères, C‑94/00, EU:C:2002:603, punt 27, alsmede beschikking van 17 november 2005, Minoan Lines/Commissie, C‑121/04 P, niet gepubliceerd, EU:C:2005:695, punt 30).

Artikel 47, tweede alinea, van het Handvest bepaalt dat eenieder er recht op heeft dat zijn zaak door een onafhankelijk en onpartijdig gerecht wordt behandeld. De eerbiediging van dit recht veronderstelt dat het besluit van een bestuursorgaan dat niet zelf aan de voorwaarden van onafhankelijkheid en onpartijdigheid voldoet, later wordt onderworpen aan toezicht door een rechterlijk orgaan dat onder meer bevoegd moet zijn om op alle relevante vragen in te gaan.

Zoals de advocaat-generaal in punt 80 van zijn conclusie heeft opgemerkt, moet de nationale rechter bij wie een beroep tegen de aan de justitiabele opgelegde administratieve geldelijke sanctie wegens niet-inachtneming van het bevel aanhangig is, de rechtmatigheid van die sanctie kunnen onderzoeken om aan de vereisten van artikel 47 van het Handvest te voldoen.

(zie punten 49, 51, 55, 56, 59, dictum 2)

3.      Artikel 1, lid 1, en artikel 5 van richtlijn 2011/16 moeten aldus worden uitgelegd dat het „verwachte belang” van de door een lidstaat aan een andere lidstaat gevraagde inlichtingen een voorwaarde is waaraan het verzoek om inlichtingen moet voldoen om de verplichting van de aangezochte lidstaat om daaraan gevolg te geven te doen ingaan, en tegelijk ook een voorwaarde is voor de rechtmatigheid van het door die lidstaat aan een justitiabele gerichte bevel en van de sanctiemaatregel die hem wegens niet-inachtneming van dat bevel wordt opgelegd.

Het doel van het begrip „verwacht belang” zoals dat uit overweging 9 van richtlijn 2011/16 volgt, is dus om het de verzoekende autoriteit mogelijk te maken om alle inlichtingen te verkrijgen die haar voor haar onderzoek gerechtvaardigd voorkomen, echter zonder dat zij kennelijk buiten het kader van dat onderzoek mag treden of de aangezochte autoriteit een buitensporig zware last mag opleggen.

Het staat bijgevolg aan die autoriteit, die meester is over het aan het verzoek om inlichtingen ten grondslag liggende onderzoek, om, afhankelijk van de omstandigheden van de zaak, te beoordelen of de gevraagde inlichtingen naar verwachting van belang zijn voor dat onderzoek, gezien het verloop van de procedure en, overeenkomstig artikel 17, lid 1, van richtlijn 2011/16, de gebruikelijke informatiebronnen die zij heeft kunnen aanspreken.

Hoewel de verzoekende autoriteit op dat punt een beoordelingsmarge heeft, kan zij echter niet om inlichtingen verzoeken die in het geheel niet relevant zijn voor het betrokken onderzoek.

(zie punten 68, 70, 71, 74, dictum 3)

4.      Zie de tekst van de beslissing.

(zie punten 78‑80)

5.      Artikel 1, lid 1, en artikel 5 van richtlijn 2011/16 moeten aldus worden uitgelegd dat de toetsing door de aangezochte autoriteit bij wie de verzoekende autoriteit een verzoek om inlichtingen op grond van die richtlijn heeft ingediend, niet is beperkt tot de vraag of de vormvoorschriften in acht zijn genomen, maar die aangezochte autoriteit in staat moet stellen, zich ervan te vergwissen dat het bij de gevraagde inlichtingen niet aan een verwacht belang ontbreekt, gelet op de identiteit van de belastingplichtige in kwestie en van de derde van wie eventueel inlichtingen worden gevraagd en op hetgeen voor het belastingonderzoek in kwestie noodzakelijk is. Diezelfde bepalingen van richtlijn 2011/16 en artikel 47 van het Handvest moeten aldus worden uitgelegd dat in het kader van een beroep van een justitiabele tegen een sanctiemaatregel die hem door de aangezochte autoriteit is opgelegd wegens de niet-inachtneming van een bevel dat die autoriteit heeft vastgesteld na een verzoek om inlichtingen van de verzoekende autoriteit op grond van richtlijn 2011/16, de nationale rechter niet alleen bevoegd is om de opgelegde sanctie te herzien, maar ook om de rechtmatigheid van dat bevel te toetsen. Bij de voorwaarde van rechtmatigheid van dat bevel op het punt van het verwachte belang van de gevraagde inlichtingen, is de rechterlijke toetsing beperkt tot de vraag of een dergelijk belang niet kennelijk ontbreekt.

(zie punt 89, dictum 4)

6.      Artikel 47, tweede alinea, van het Handvest moet aldus worden uitgelegd dat de rechter van de aangezochte lidstaat in het kader van de uitoefening van zijn rechterlijk toezicht toegang moet hebben tot het verzoek om inlichtingen dat door de verzoekende lidstaat aan de aangezochte lidstaat is gericht. De betrokken justitiabele beschikt daarentegen niet over een recht van toegang tot dit verzoek om inlichtingen in zijn geheel, dat overeenkomstig artikel 16 van richtlijn 2011/16 een geheim document blijft. Om zijn zaak op het punt van het verwachte belang van de gevraagde inlichtingen in volle omvang te laten behandelen, volstaat het in beginsel dat hij over de in artikel 20, lid 2, van die richtlijn bedoelde inlichtingen beschikt.

(zie punt 101, dictum 5)