Language of document : ECLI:EU:C:2021:471

ARREST VAN HET HOF (Eerste kamer)

10 juni 2021 (*)

„Prejudiciële verwijzing – Bescherming van de consument – Aansprakelijkheid voor producten met gebreken – Richtlijn 85/374/EEG – Artikel 2 – Begrip ‚gebrekkig product’ – Exemplaar van een gedrukte krant dat een onjuist gezondheidsadvies bevat – Uitsluiting van de werkingssfeer”

In zaak C‑65/20,

betreffende een verzoek om een prejudiciële beslissing krachtens artikel 267 VWEU, ingediend door het Oberste Gerichtshof (hoogste federale rechter in civiele en strafzaken, Oostenrijk) bij beslissing van 21 januari 2020, ingekomen bij het Hof op 7 februari 2020, in de procedure

VI

tegen

KRONE – Verlag Gesellschaft mbH & Co KG,

wijst

HET HOF (Eerste kamer),

samengesteld als volgt: J.‑C. Bonichot, kamerpresident, L. Bay Larsen, C. Toader (rapporteur), M. Safjan en N. Jääskinen, rechters,

advocaat-generaal: G. Hogan,

griffier: A. Calot Escobar,

gezien de stukken,

gelet op de opmerkingen van:

–        KRONE – Verlag Gesellschaft mbH & Co KG, vertegenwoordigd door S. Korn, Rechtsanwalt,

–        de Duitse regering, vertegenwoordigd door J. Möller, M. Hellmann en U. Bartl als gemachtigden,

–        de Europese Commissie, vertegenwoordigd door A. C. Becker en G. Gattinara als gemachtigden,

gehoord de conclusie van de advocaat-generaal ter terechtzitting van 15 april 2021,

het navolgende

Arrest

1        Het verzoek om een prejudiciële beslissing betreft de uitlegging van artikel 2 van richtlijn 85/374/EEG van de Raad van 25 juli 1985 betreffende de onderlinge aanpassing van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen der lidstaten inzake de aansprakelijkheid voor producten met gebreken (PB 1985, L 210, blz. 29), zoals gewijzigd bij richtlijn 1999/34/EG van het Europees Parlement en de Raad van 10 mei 1999 (PB 1999, L 141, blz. 20) (hierna: „richtlijn 85/374”), gelezen in het licht van artikel 1 en artikel 6 daarvan.

2        Dit verzoek is ingediend in het kader van een geding tussen VI, een Oostenrijks staatsburger, en KRONE – Verlag Gesellschaft mbH & Co KG, een in Oostenrijk gevestigd persbedrijf, over een vordering van VI tot betaling van schadevergoeding wegens lichamelijk letsel als gevolg van de opvolging van een onjuist gezondheidsadvies dat is gepubliceerd in een door dit bedrijf uitgegeven krant.

 Toepasselijke bepalingen

 Unierecht

3        De tweede tot en met de vierde, de zesde en de zevende overweging van richtlijn 85/374 luiden als volgt:

„Overwegende dat alleen wanneer de producent ook buiten schuld aansprakelijk wordt gesteld, een passende oplossing kan worden gevonden voor het aan onze tijd van voortschrijdende techniek eigen probleem, waarbij het gaat om een rechtvaardige toewijzing van de met de moderne technische productie samenhangende risico’s;

Overwegende dat de aansprakelijkheid alleen van toepassing kan zijn op roerende goederen die industrieel zijn vervaardigd; dat derhalve landbouwproducten en producten van de jacht niet onder deze aansprakelijkheid dienen te vallen, behalve wanneer ze een industriële be- of verwerking hebben ondergaan die tot een gebrek in die producten kan leiden; dat de in deze richtlijn bedoelde aansprakelijkheid ook dient te gelden voor roerende goederen die bij de bouw van onroerende goederen worden gebruikt of daarvan een bestanddeel vormen;

Overwegende dat de bescherming van de consument vereist dat alle deelnemers aan het productieproces aansprakelijk zijn, indien het eindproduct, een onderdeel of de door hen geleverde grondstof gebreken vertoont; [...]

[...]

Overwegende dat bij de beantwoording van de vraag of een product een gebrek vertoont, ter bescherming van de fysieke integriteit en de goederen van de consument, niet de ongeschiktheid van het product voor het gebruik maatstaf moet zijn, doch het gebrek aan veiligheid die het grote publiek gerechtigd is te verwachten; bij de beoordeling van deze veiligheid wordt elk in de gegeven omstandigheden onredelijk misbruik van het product uitgesloten;

Overwegende dat een rechtvaardige verdeling van de risico’s tussen de gelaedeerde en de producent impliceert dat laatstgenoemde zich moet kunnen bevrijden van de aansprakelijkheid als hij het bestaan van hem ontlastende feiten bewijst”.

4        Artikel 1 van deze richtlijn luidt:

„De producent is aansprakelijk voor de schade, veroorzaakt door een gebrek in zijn product.”

5        In artikel 2 van die richtlijn staat te lezen:

„Voor de toepassing van deze richtlijn wordt onder ,product’ verstaan een roerende zaak, ook nadat zij een bestanddeel van een andere roerende of onroerende zaak is gaan vormen. Onder ,product’ wordt ook elektriciteit verstaan.”

6        In artikel 3, lid 1, van richtlijn 85/374 is bepaald:

„Onder ,producent’ wordt verstaan de fabrikant van een eindproduct, de producent van een grondstof of de fabrikant van een onderdeel, alsmede een ieder die zich als producent presenteert door zijn naam, zijn merk of een ander onderscheidingsteken op het product aan te brengen.”

7        Artikel 6, lid 1, van richtlijn 85/374 bepaalt:

„Een product is gebrekkig wanneer het niet de veiligheid biedt die men gerechtigd is te verwachten, alle omstandigheden in aanmerking genomen, met name:

a)      de presentatie van het product;

b)      het redelijkerwijs te verwachten gebruik van het product;

c)      het tijdstip waarop het product in het verkeer is gebracht.”

 Oostenrijks recht

8        Richtlijn 85/374 is in Oostenrijks recht omgezet bij het Produkthaftungsgesetz (wet inzake de aansprakelijkheid voor producten met gebreken, BGBl. 99/1988), zoals gewijzigd in BGBl. I, 98/2001 (hierna: „wet inzake productaansprakelijkheid”).

9        § 1, lid 1, van de wet inzake productaansprakelijkheid bepaalt:

„Heeft het gebrek van een product de dood, lichamelijk letsel of schade aan de gezondheid van een persoon dan wel schade aan een van het product te onderscheiden roerende zaak tot gevolg, dan is voor de vergoeding van de schade aansprakelijk:

1.       de ondernemer die het product heeft vervaardigd en in het verkeer heeft gebracht,

[...]”

10      In § 3 van deze wet is bepaald:

„Onder ,producent’ [...] wordt verstaan degene die het eindproduct, een grondstof of een onderdeel heeft vervaardigd, alsmede eenieder die zich als producent presenteert door zijn naam, zijn merk of een ander onderscheidingsteken op het product aan te brengen.”

11      § 4 van die wet luidt:

„Onder ‚product’ wordt een roerende lichamelijke zaak verstaan, ook wanneer zij een bestanddeel van een andere roerende zaak vormt of met een onroerende zaak verbonden is, daaronder begrepen energie.”

12      In § 5, lid 1, van de wet inzake productaansprakelijkheid is bepaald:

„Een product is gebrekkig wanneer het niet de veiligheid biedt die men gerechtigd is te verwachten, alle omstandigheden in aanmerking genomen, met name:

1.      de presentatie van het product;

2.      het redelijkerwijs te verwachten gebruik van het product,

3.      het tijdstip waarop het product in het verkeer is gebracht.

[...]”

 Hoofdgeding en prejudiciële vraag

13      KRONE – Verlag is media-eigenaar en uitgever van een regionale editie van de krant Kronen-Zeitung.

14      Op 31 december 2016 heeft zij in het deel „Oostenrijk”, in de rubriek „Hing’schaut und g’Sund g’lebt” („Kijk en leef gezond”) een artikel gepubliceerd over de verdiensten van het aanbrengen van geraspte mierikswortel. Dit artikel werd ondertekend door Kräuterpfarrer Benedikt – een persoon die lid is van een religieuze orde – die als deskundige op het gebied van geneeskrachtige kruiden gratis advies geeft in een column die dagelijks door de krant wordt gepubliceerd.

15      Het artikel bevatte de volgende tekst:

„Reumatische pijn verzachten

Versgeraspte mierikswortel kan helpen om pijn bij reumatische aandoeningen te verminderen. De betreffende zones worden eerst met een vettige kruidenolie of met varkensreuzel ingewreven, vervolgens wordt de geraspte mierikswortel daarop gelegd en aangedrukt. Dit kompres kan zonder meer twee tot vijf uur blijven zitten voordat het wordt verwijderd. Deze behandeling heeft een goede afvoerende werking.”

16      De in het artikel vermelde duur van twee tot vijf uur gedurende welke de stof moest worden aangebracht was echter onjuist, aangezien het woord „uur” was gebruikt in plaats „minuten”.

17      Op 31 december 2016 heeft verzoekster in het hoofdgeding, die vertrouwde op de in het artikel genoemde behandelingsduur, deze stof gedurende ongeveer drie uur op het gewricht van haar voet aangebracht en deze pas verwijderd nadat zij zware pijn voelde als gevolg van een toxische huidreactie.

18      Verzoekster in het hoofdgeding heeft gevorderd om KRONE – Verlag te veroordelen tot betaling van een bedrag van 4 400 EUR ter vergoeding van de schade die zij heeft geleden wegens lichamelijk letsel en om deze uitgever aansprakelijk te stellen voor alle huidige en toekomstige nadelige gevolgen die voortvloeien uit het voorval van 31 december 2016.

19      Nadat haar verzoek in eerste aanleg en in hoger beroep was afgewezen, heeft verzoekster in het hoofdgeding beroep in Revision ingesteld bij de verwijzende rechter.

20      Deze rechter preciseert dat in het bij hem aanhangige geding de vraag rijst of een krantenuitgever of de eigenaar van een krant uit hoofde van richtlijn 85/374 aansprakelijk kan worden gesteld voor de schadelijke gevolgen van onjuiste informatie in een artikel waarvan hij de publicatie heeft toegestaan.

21      De verwijzende rechter zet uiteen dat een deel van de rechtsleer de aansprakelijkheid voor producten met gebreken, wanneer het gaat om een informatiedrager, beperkt tot schade die door de drager als zodanig is veroorzaakt, met name door de giftige kaft van een boek of door giftige inkt. Volgens dit deel van de rechtsleer moet de aansprakelijkheid voor producten met gebreken beperkt blijven tot aansprakelijkheid wegens het gevaar van de zaak en niet wegens het verstrekte advies, aangezien intellectuele prestaties niet kunnen worden aangemerkt als „product” in de zin van artikel 2 van richtlijn 85/374. Een dermate ruime uitlegging van het begrip „product” zou tot gevolg hebben dat elke schriftelijke vastlegging van enig idee binnen de werkingssfeer van deze richtlijn valt, die voorziet in risicoaansprakelijkheid van de producent. Informatie moet worden uitgesloten van de werkingssfeer van die richtlijn, aangezien het koppelen van aansprakelijkheid voor producten met gebreken aan de omstandigheid dat de informatie op een fysieke drager is vastgelegd, willekeurig is.

22      De verwijzende rechter merkt op dat een ander deel van de rechtsleer de omvang van deze aansprakelijkheid wil uitbreiden tot gevallen waarin de schade het gevolg is van een gebrekkige intellectuele prestatie. De uitgever, de auteur en de drukker zijn als „producent” aansprakelijk voor schade die is veroorzaakt door een gebrek in zijn product. Dit deel van de rechtsleer is van mening dat auteurs van boeken, media-eigenaren of uitgevers op grond van richtlijn 85/374 aansprakelijk moeten kunnen worden gesteld voor de inhoud van een gedrukt werk, aangezien dit werk juist wegens de inhoud ervan is gekocht. De verwachtingen van de consument ten aanzien van een dergelijk product zijn dus niet beperkt tot het gedrukte werk als voorwerp, maar hebben ook betrekking op de inhoud ervan.

23      In die omstandigheden heeft het Oberste Gerichtshof (hoogste federale rechter in civiele en strafzaken, Oostenrijk) de behandeling van de zaak geschorst en het Hof verzocht om een prejudiciële beslissing over de volgende vraag:

„Moet artikel 2 van [richtlijn 85/374], gelezen in samenhang met de artikelen 1 en 6 [daarvan], aldus worden uitgelegd dat ook een stoffelijk exemplaar van een dagblad, dat een vaktechnisch onjuiste gezondheidstip bevat waarvan het opvolgen schade aan de gezondheid veroorzaakt, als een (gebrekkig) product kan worden aangemerkt?”

 Beantwoording van de prejudiciële vraag

24      Met zijn vraag wenst de verwijzende rechter dus te vernemen of artikel 2 van richtlijn 85/374, gelezen in het licht van artikel 1 en artikel 6 van deze richtlijn, aldus moet worden uitgelegd dat een exemplaar van een gedrukte krant die een paramedisch onderwerp behandelt en daarbij een onjuist gezondheidsadvies geeft over het gebruik van een plant, waardoor de gezondheid van een lezer die dit advies heeft opgevolgd schade heeft geleden, een „gebrekkig product” is in de zin van die bepalingen.

25      Om te beginnen zij eraan herinnerd dat wat de uitlegging van een Unierechtelijke bepaling betreft, volgens vaste rechtspraak niet enkel rekening moet worden gehouden met de bewoordingen ervan, maar ook met de context ervan en met de doelstellingen van de regeling waarvan zij deel uitmaakt. De ontstaansgeschiedenis van een bepaling van Unierecht kan ook gegevens bevatten die relevant zijn voor de uitlegging van die bepaling (arrest van 9 oktober 2019, BGL BNP Paribas, C‑548/18, EU:C:2019:848, punt 25 en aldaar aangehaalde rechtspraak).

26      Volgens artikel 2 van richtlijn 85/374 wordt onder „product” verstaan een roerende zaak, ook nadat zij een bestanddeel van een andere roerende of onroerende zaak is gaan vormen, en tevens elektriciteit.

27      Uit de bewoordingen van dit artikel volgt reeds dat diensten niet binnen de werkingssfeer van die richtlijn kunnen vallen.

28      Deze uitlegging van artikel 2 van richtlijn 85/374 wordt bevestigd door de opzet van deze richtlijn. In dit verband zij opgemerkt dat het begrip „product” als bedoeld in dat artikel wordt gedefinieerd in de algemene context van de aansprakelijkheid van de producent voor schade die is veroorzaakt door een gebrek in diens producten.

29      Zoals blijkt uit de derde overweging van die richtlijn kan de daarin vastgestelde aansprakelijkheidsregeling alleen van toepassing zijn op roerende goederen die industrieel zijn vervaardigd of op roerende goederen die bij de bouw van onroerende goederen worden gebruikt of daar een bestanddeel van vormen.

30      Zoals blijkt uit de vierde overweging van richtlijn 85/37 vereist de bescherming van de consument dat alle deelnemers aan het productieproces aansprakelijk zijn indien het eindproduct, een onderdeel of de door hen geleverde grondstof gebreken vertoont.

31      In deze context formuleert artikel 1 van richtlijn 85/374, gelezen in het licht van de tweede overweging van deze richtlijn, het beginsel van risicoaansprakelijkheid van de „producent” – die in artikel 3 ervan wordt gedefinieerd als de fabrikant van een eindproduct, de producent van een grondstof of de fabrikant van een onderdeel, alsmede eenieder die zich als producent presenteert door zijn naam, zijn merk of een ander onderscheidingsteken op het product aan te brengen – voor de schade die is veroorzaakt door een gebrek in zijn product.

32      Uit het voorgaande volgt dat diensten niet binnen de werkingssfeer van richtlijn 85/374 vallen. Ter beantwoording van de vraag van de verwijzende rechter moet evenwel worden onderzocht of een gezondheidsadvies dat naar zijn aard een dienst vormt, wanneer het is opgenomen in een roerende lichamelijke zaak – in casu een gedrukte krant – omdat het onjuist is gebleken tot gevolg kan hebben dat de krant zelf gebrekkig wordt.

33      Een product is gebrekkig in de zin van artikel 6 van die richtlijn indien het niet de veiligheid biedt die men gerechtigd is te verwachten, alle omstandigheden in aanmerking genomen, met name de presentatie van dit product, het gebruik ervan en het tijdstip waarop het in het verkeer is gebracht. Volgens de zesde overweging van richtlijn 85/374, moet dit worden beoordeeld aan de hand van de verwachtingen die het grote publiek gerechtigd is te hebben (arrest van 5 maart 2015, Boston Scientific Medizintechnik, C‑503/13 en C‑504/13, EU:C:2015:148, punt 37).

34      De veiligheid die men overeenkomstig voornoemd artikel 6 gerechtigd is te verwachten, moet dus worden beoordeeld door met name rekening te houden met de bestemming, de kenmerken en de objectieve eigenschappen van het betrokken product, alsook met het specifieke karakter van de groep van gebruikers voor wie dit product is bestemd (arrest van 5 maart 2015, Boston Scientific Medizintechnik, C‑503/13 en C‑504/13, EU:C:2015:148, punt 38).

35      Zoals de advocaat-generaal in punt 29 van zijn conclusie in wezen heeft opgemerkt, wordt het gebrek in een product vastgesteld aan de hand van bepaalde elementen die inherent zijn aan het product zelf en die met name verband houden met de presentatie van het product, het gebruik ervan en het tijdstip waarop het in het verkeer is gebracht.

36      In casu moet worden opgemerkt dat de betrokken dienst – te weten het onjuiste advies – geen betrekking heeft op de gedrukte krant die de drager daarvan is. In het bijzonder heeft deze dienst geen betrekking op de presentatie of het gebruik ervan. Bijgevolg behoort deze dienst niet tot de elementen die inherent zijn aan de gedrukte krant, dat wil zeggen de enige elementen op basis waarvan kan worden beoordeeld of dit product gebrekkig is.

37      Voorts weerspiegelt het feit dat richtlijn 85/374 geen bepalingen bevat die de mogelijkheid bieden om de productaansprakelijkheid in te roepen voor schade die is veroorzaakt door een dienst waarvan het product slechts de materiële drager is, de bedoeling van de Uniewetgever. De door de Uniewetgever vastgelegde begrenzing van de werkingssfeer van deze richtlijn is het resultaat van een gecompliceerd afwegingsproces tussen onder meer verschillende belangen (zie in die zin arrest van 21 december 2011, Dutrueux, C‑495/10, EU:C:2011:869, punt 22 en aldaar aangehaalde rechtspraak).

38      De aansprakelijkheid van dienstverrichters en de aansprakelijkheid van fabrikanten van eindproducten vormen dus twee verschillende aansprakelijkheidsregelingen, aangezien de activiteit van dienstverrichters niet wordt gelijkgesteld met die van producenten, invoerders en leveranciers (zie in die zin arrest van 21 december 2011, Dutrueux, C‑495/10, EU:C:2011:869, punten 32 en 33). Zoals ook blijkt uit het door de Commissie op 9 november 1990 ingediende voorstel voor een richtlijn van de Raad inzake de aansprakelijkheid voor diensten COM(90) 482 def. (PB 1991, C 12, blz. 8), zou de aansprakelijkheidsregeling van dienstverrichters immers afzonderlijk moeten worden geregeld, gelet op de specifieke kenmerken van diensten.

39      Bijgevolg valt een onjuist gezondheidsadvies dat in een gedrukte krant is gepubliceerd en betrekking heeft op het gebruik van een andere lichamelijke zaak, niet binnen de werkingssfeer van richtlijn 85/374 en kan het deze krant niet gebrekkig maken of leiden tot de risicoaansprakelijkheid van de „producent”, ongeacht of hij de uitgever of de drukker van die krant dan wel de auteur van het artikel is.

40      Indien dergelijke adviezen binnen de werkingssfeer van richtlijn 85/374 zouden vallen, zou dat niet alleen tot gevolg hebben dat het door de Uniewetgever gemaakte onderscheid tussen producten en diensten en de uitsluiting van die producten en diensten van de werkingssfeer van deze richtlijn teniet worden gedaan, maar zou dat bovendien tot gevolg hebben dat uitgevers van kranten risicoaansprakelijk kunnen worden gesteld, zonder dat zij zich van deze aansprakelijkheid kunnen ontdoen of met een beperkte mogelijkheid daartoe. Een dergelijk gevolg zou afbreuk doen aan de in de zevende overweging van die richtlijn in herinnering gebrachte doelstelling van een rechtvaardige verdeling van de risico’s tussen de gelaedeerde en de producent.

41      Tevens moet worden gepreciseerd – zoals de Commissie in haar schriftelijke opmerkingen heeft gedaan – dat de in richtlijn 85/374 geregelde risicoaansprakelijkheid voor gebrekkige producten weliswaar niet van toepassing is in een zaak als die in het hoofdgeding, maar dat dit niet uitsluit dat andere regelingen inzake contractuele of buitencontractuele aansprakelijkheid die op een andere grondslag berusten, zoals de aansprakelijkheid wegens verborgen gebreken of onrechtmatige daad, van toepassing kunnen zijn (zie naar analogie arrest van 25 april 2002, González Sánchez, C‑183/00, EU:C:2002:255, punt 31).

42      Gelet op een en ander dient op de gestelde vraag te worden geantwoord dat artikel 2 van richtlijn 85/374, gelezen in het licht van artikel 1 en artikel 6 van deze richtlijn, aldus moet worden uitgelegd dat een exemplaar van een gedrukte krant die een paramedisch onderwerp behandelt en daarbij een onjuist gezondheidsadvies geeft over het gebruik van een plant, waardoor de gezondheid van een lezer die dit advies heeft opgevolgd schade heeft geleden, geen „gebrekkig product” is in de zin van die bepalingen.

 Kosten

43      Ten aanzien van de partijen in het hoofdgeding is de procedure als een aldaar gerezen incident te beschouwen, zodat de nationale rechterlijke instantie over de kosten heeft te beslissen. De door anderen wegens indiening van hun opmerkingen bij het Hof gemaakte kosten komen niet voor vergoeding in aanmerking.

Het Hof (Eerste kamer) verklaart voor recht:

Artikel 2 van richtlijn 85/374/EEG van de Raad van 25 juli 1985 betreffende de onderlinge aanpassing van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen der lidstaten inzake de aansprakelijkheid voor producten met gebreken, zoals gewijzigd bij richtlijn 1999/34/EG van het Europees Parlement en de Raad van 10 mei 1999, gelezen in het licht van artikel 1 en artikel 6 van deze richtlijn, zoals gewijzigd bij richtlijn 1999/34, moet aldus worden uitgelegd dat een exemplaar van een gedrukte krant die een paramedisch onderwerp behandelt en daarbij een onjuist gezondheidsadvies geeft over het gebruik van een plant, waardoor de gezondheid van een lezer die dit advies heeft opgevolgd schade heeft geleden, geen „gebrekkig product” is in de zin van die bepalingen.

ondertekeningen


*      Procestaal: Duits.