Language of document : ECLI:EU:T:2008:25

Zaak T‑95/06

Federación de Cooperativas Agrarias de la Comunidad Valenciana

tegen

Communautair Bureau voor plantenrassen (CBPR)

„Kweekproducten – Beroep bij kamer van beroep van Communautair Bureau voor plantenrassen – Niet-ontvankelijkheid – Niet individueel geraakt – Daadwerkelijke rechterlijke bescherming – Motiveringsplicht”

Samenvatting van het arrest

1.      Landbouw – Eenvormige wettelijke regelingen – Kwekersrechten – Verordeningen nr. 2100/94 en nr. 1239/95 – Beroepsprocedure

(Verordening nr. 2100/94 van de Raad; verordening nr. 1239/95 van de Commissie, art. 49, lid 1)

2.      Beroep tot nietigverklaring – Natuurlijke of rechtspersonen – Handelingen die hen rechtstreeks en individueel raken

(Art. 230, vierde alinea, EG; verordening nr. 2100/94 van de Raad, art. 68)

3.      Beroep tot nietigverklaring – Natuurlijke of rechtspersonen – Handelingen die hen rechtstreeks en individueel raken

(Art. 230, vierde alinea, EG; verordening nr. 2100/94 van de Raad, art. 59, 67 en 68)

4.      Landbouw – Eenvormige wettelijke regelingen – Kwekersrechten – Verordeningen nr. 2100/94 en nr. 1239/95 – Beroepsprocedure

(Verordening nr. 2100/94 van de Raad; verordening nr. 1239/95 van de Commissie)

1.      Uit verschillende taalversies van artikel 49, lid 1, van verordening nr. 1239/95 houdende voorschriften ter uitvoering van verordening nr. 2100/94 betreffende de procedure voor het Communautair Bureau voor plantenrassen volgt dat de verplichting om de verzoeker van de vastgestelde gebreken in kennis te stellen en hem te verzoeken deze te verhelpen afhangt van de objectieve mogelijkheid om de vastgestelde gebreken te verhelpen. De kamer van beroep is op grond van deze bepaling dus verplicht te beoordelen of het voor de verzoeker mogelijk is, een gebrek te verhelpen teneinde alleen een verzoek te formuleren in de gevallen waarin rechtzetting mogelijk is. Aangezien de in artikel 49, lid 1, opgelegde verplichting om de verzoeker van de vastgestelde gebreken in kennis te stellen en hem te verzoeken deze te verhelpen, tot doel heeft de verzoeker de mogelijkheid te bieden, de door de kamer van beroep vastgestelde gebreken te verhelpen binnen de gestelde termijn, moet het immers mogelijk zijn om deze gebreken te verhelpen.

Bovendien hangt de verplichting tot kennisgeving samen met de verplichting om de verzoeker te vragen, de gebreken te verhelpen die kunnen worden verholpen. Aangezien artikel 49, lid 1, van verordening nr. 1239/95 de kamer van beroep verplicht, na te gaan of het beroep voldoet aan alle bepalingen van de basis‑ en de uitvoeringsverordening, zou zij immers anders verplicht zijn om de verzoeker in kennis te stellen van elk probleem van ontvankelijkheid, waaronder de niet-verhelpbare problemen, hetgeen indruist tegen het doel van deze bepaling. Hoewel een verzoeker, in bijzondere gevallen, wanneer hij in kennis wordt gesteld van een niet-verhelpbaar probleem van ontvankelijkheid, een beslissing op basis van een redenering waarover geen debat is gevoerd kan ontlopen, zou een dermate algemene plicht tot kennisgeving meestal voor de kamer van beroep een omslachtige taak inhouden die bovendien aan haar doel voorbijschiet, aangezien de verzoeker het probleem niet kan verhelpen.

(cf. punten 34, 37)

2.      Om te bepalen of een persoon individueel wordt geraakt in de zin van artikel 68 van verordening nr. 2100/94 inzake het communautaire kwekersrecht, dient te worden nagegaan of deze persoon door de verleningsbeslissing wordt geraakt uit hoofde van zekere bijzondere hoedanigheden of van een feitelijke situatie die hem ten opzichte van ieder ander karakteriseert en hem individualiseert op soortgelijke wijze als de adressaat van de beslissing. Een beroep tot vernietiging van een beslissing van de kamer van beroep van het Communautair Bureau voor plantenrassen dat wordt ingesteld door een beroepsvereniging die is opgericht ter verdediging en vertegenwoordiging van de belangen van haar leden, zoals een federatie van verenigingen van landbouwcoöperaties van drie Spaanse provincies die op hun beurt nagenoeg alle plaatselijke landbouwcoöperaties van deze provincies verenigen, is slechts ontvankelijk wanneer deze vereniging zelf wordt geïndividualiseerd wegens de aantasting van haar eigen belangen als vereniging, met name omdat haar onderhandelingspositie is verzwakt door de voor nietigverklaring voorgedragen handeling, wanneer zij de belangen vertegenwoordigt van ondernemingen die zelf in een beroep ontvankelijk zouden zijn of wanneer een wettelijke bepaling haar uitdrukkelijk een aantal procedurele bevoegdheden toekent. Aangezien in casu aan geen van deze voorwaarden is voldaan, is het beroep van deze vereniging niet-ontvankelijk.

(cf. punten 84‑86, 111)

3.      Hoewel de in artikel 230, vierde alinea, EG gestelde voorwaarde van individuele geraaktheid, gelet op de uiteenlopende situaties die een verzoeker kunnen individualiseren, moet worden uitgelegd in het licht van het beginsel van daadwerkelijke rechterlijke bescherming, mag een dergelijke uitlegging deze voorwaarde, die uitdrukkelijk in het Verdrag wordt gesteld, niet tot een dode letter maken, omdat anders de grenzen van de door het Verdrag aan de gemeenschapsrechter verleende bevoegdheden zouden worden overschreden. Aangezien het begrip „individueel geraakte persoon” in de zin van artikel 68 van verordening nr. 2100/94 inzake het communautaire kwekersrecht dient te worden uitgelegd in het licht van de rechtspraak betreffende de ontvankelijkheid van beroepen krachtens artikel 230, vierde alinea, EG, gelden deze overwegingen ook in casu.

Bovendien kan eenieder die tijdens de administratieve procedure schriftelijk bezwaar heeft gemaakt tegen de verlening van het kwekersrecht, alsmede, overeenkomstig artikel 68, eenieder die weliswaar niet aan de procedure heeft deelgenomen en tot wie de na afloop van deze procedure genomen beslissing niet is gericht, maar die door deze beslissing toch rechtstreeks en individueel wordt geraakt, krachtens de artikelen 59, 67 en 68 van verordening nr. 2100/94 beroep instellen bij de kamer van beroep van het Communautair Bureau voor plantenrassen. Aangezien dit beroep de mogelijkheid biedt, naderhand de zaak bij de gemeenschapsrechter aanhangig te maken, kan een verzoeker zich niet beroepen op het ontbreken van daadwerkelijke rechterlijke bescherming.

(cf. punten 116‑117)

4.      Een verzoeker die opkomt tegen een beslissing van de kamer van beroep van het Communautair Bureau voor plantenrassen betreffende de verlening van het communautaire kwekersrecht voor een mandarijnenras, heeft geen rechtmatig belang bij de vernietiging van deze beslissing wegens vormgebrek, ingeval vernietiging van de beslissing slechts zou leiden tot de vaststelling van een nieuwe beslissing die ten gronde volledig gelijk is aan de vernietigde beslissing.

(cf. punt 126)