Language of document :

Beroep ingesteld op 13 februari 2012 - Sedghi en Azizi / Raad

(Zaak T-66/12)

Procestaal: Engels

Partijen

Verzoekende partijen: Ali Sedghi (Teheran, Iran) en Ahmad Azizi (Londen, Verenigd Koninkrijk) [vertegenwoordigers: S. Gadhia en S. Ashley, Solicitors, D. Wyatt, QC (Queen's Counsel), en M. Lester, Barrister]

Verwerende partij: Raad van de Europese Unie

Conclusies

besluit 2011/783/GBVB van de Raad van 1 december 2011 houdende wijziging van besluit 2010/413/GBVB betreffende beperkende maatregelen tegen Iran (PB L 319 van 2.12.2011, blz. 71) en uitvoeringsverordening (EU) nr. 1245/2011 van de Raad van 1 december 2011 houdende uitvoering van verordening (EU) nr. 961/2010 betreffende beperkende maatregelen ten aanzien van Iran (PB L 319 van 2.12.2011, blz. 11) met onmiddellijke ingang nietig verklaren, voor zover zij verzoekers betreffen zonder de uitvoering van deze beslissing op te schorten;

de artikelen 19, lid 1, sub b, en 20, lid 1, sub b, van besluit 2010/413/GBVB van de Raad, en artikel 16, lid 2, van verordening (EU) nr. 961/2010 van de Raad niet-toepasselijk verklaren, voor zover zij betrekking hebben op de tweede verzoeker;

verweerder verwijzen in de kosten.

Middelen en voornaamste argumenten

Tot staving van hun beroep voeren verzoekers twee middelen aan.

Eerste middel:

geen van de juridische criteria om verzoekers op een lijst te plaatsen is vervuld, en er bestaat geen geldige juridische of feitelijke grondslag voor hun plaatsing op de lijst; de Raad heeft een kennelijke beoordelingsfout gemaakt door te bepalen dat het gerechtvaardigd was om verzoekers op de lijst te plaatsen.

Tweede middel:

het bestreden besluit en de bestreden verordening verzoekers' grondrechten op ongerechtvaardigde en onevenredige wijze beperken;

Tweede verzoeker voert nog twee bijkomende middelen aan:

het bestreden besluit en de bestreden verordening beperken zijn rechten van vrij verkeer in de Europese Unie op ongerechtvaardigde en onevenredige wijze; en

de Raad was niet bevoegd om tweede verzoeker op grond van het gemeenschappelijk buitenlands en veiligheidsbeleid in de lijst op te nemen, aangezien het hier om een zuiver interne situatie binnen de Europese Unie gaat.

____________