Language of document :

Mededeling in het PB

 

Beroep, op 30 augustus 2002 ingesteld door Raiffeisen Zentralbank Österreich Aktiengesellschaft tegen Commissie van de Europese Gemeenschappen

    (Zaak T-259/02)

    Procestaal: Duits

Bij het Gerecht van eerste aanleg van de Europese Gemeenschappen is op 30 augustus 2002 beroep ingesteld tegen Commissie van de Europese Gemeenschappen door Raiffeisen Zentralbank Österreich, gevestigd te Wenen, vertegenwoordigd door S. Völcker, advocaat.

Verzoekster concludeert dat het het Gerecht behage:

(de beschikking van de Commissie van 11 juni 2002 [C(2002)2091 def.] nietig te verklaren voorzover zij betrekking heeft op verzoekster;

(subsidiair, de bij de beschikking aan verzoekster opgelegde geldboete van 30,38 miljoen euro te verlagen;

(verweerster in de kosten te verwijzen.

Middelen en voornaamste argumenten:

Verweersters procedure betrof de regelmatige bijeenkomsten van banken in Oostenrijk ("Bankenrunden"). In de bestreden beschikking stelde de Commissie vast dat verzoekster ( samen met zeven andere Oostenrijkse bankinstellingen ( artikel 81 EG had geschonden door deel te nemen aan overeenkomsten en onderling afgestemde feitelijke gedragingen betreffende prijzen, tarieven en reclame, die van 1 januari 1995 tot en met 24 juni 1998 strekten tot beperking van de mededinging op de Oostenrijkse bankmarkt. De Commissie heeft de betrokken banken geldboeten opgelegd.

Verzoekster stelt allereerst dat verweerster ten onrechte heeft aangenomen dat de afspraken in casu de grensoverschrijdende handel konden beïnvloeden. De afspraken tussen de Oostenrijkse banken hadden uitsluitend betrekking op Oostenrijk. Gelet op de aard van de betrokken diensten waren zij ook niet geschikt om de Oostenrijkse markt af te schermen. Derhalve is er geen sprake van schending van artikel 81 EG. Verder ontbreekt een grondslag voor het bevel van de Commissie om de inbreuk voor de toekomst te beëindigen. De Commissie heeft zelf vastgesteld, dat verzoekster de afspraken reeds op 24 juni 1998 heeft beëindigd.

Verder betwist verzoekster de kwalificatie van de schending als "zeer zwaar" in de zin van de richtsnoeren voor de berekening van geldboeten. Bij de beoordeling van de zwaarte van de inbreuk heeft de Commissie met name buiten beschouwing gelaten dat de Bankenrunden door de banken niet uitdrukkelijk zijn georganiseerd om de mededinging te beperken, maar integendeel meer dan 50 jaar lang in overeenstemming met het Oostenrijkse recht en ( tot het laatst ( met medewerking van overheidsinstanties plaatsvonden.

Bovendien betwist verzoekster de berekening van de haar opgelegde geldboete. Met miskenning van de onderlinge verbanden in de sector van de landbouwkredietbanken en in strijd met vaste rechtspraak heeft de Commissie aan verzoekster marktaandelen toegerekend van ondernemingen waarin zij geen aandeel had en wier marktgedrag zij niet kon bepalen. Verder heeft de Commissie alle aangevoerde verzachtende omstandigheden zonder grondig onderzoek afgewezen. Ten slotte heeft de Commissie de regeling inzake kroongetuigen1 onjuist toegepast.

____________

1 - Mededeling van de Commissie betreffende het niet opleggen of verminderen van geldboeten in zaken betreffende mededingingsregelingen (PB 1996, C 207, blz. 4).