Language of document : ECLI:EU:T:2022:299

Zaak T609/19

(gedeeltelijke publicatie)

Canon Inc.

tegen

Europese Commissie

 Arrest van het Gerecht (Zesde kamer) van 18 mei 2022

„Mededinging – Concentraties – Fabricage van medische apparatuur – Besluit waarbij geldboeten worden opgelegd wegens de totstandbrenging van een concentratie vóór aanmelding en goedkeuring daarvan – Artikel 4, lid 1, artikel 7, lid 1, en artikel 14 van verordening (EG) nr. 139/2004 – Tussentijdse transactie en uiteindelijke transactie – Warehousing-structuur – Eén concentratie – Rechten van de verdediging – Gewettigd vertrouwen – Rechtmatigheidsbeginsel – Evenredigheid – Bedrag van de geldboeten – Verzachtende omstandigheden”

1.      Concentraties van ondernemingen – Onderzoek door de Commissie – Verplichting tot kennisgeving en opschorting – Concentratie – Begrip – Totstandbrenging van de concentratie – Verwerving van de zeggenschap over een onderneming middels twee afzonderlijke juridische transacties die zijn verbonden door een direct functioneel belang – Warehousing van aandelen – Daaronder begrepen – Voorwaarden

(Verordening nr. 139/2004 van de Raad, art. 4, lid 1, en art. 7, lid 1)

(zie punten 61‑70, 73‑80, 99, 105, 108‑115, 216‑224, 228‑235, 306, 312)

2.      Mededinging – Regels van de Unie – Inbreuken – Opzettelijk of uit onachtzaamheid gemaakt – Begrip – Onderneming die niet onwetend kan zijn van het mededingingsverstorend karakter van haar gedrag – Ontbreken van een eerder besluit van de Commissie inzake een vergelijkbare inbreuk – Geen invloed

(Verordening nr. 139/2004 van de Raad, art. 4, lid 1, art. 7, lid 1, en art. 14, lid 2)

(zie punten 366, 367, 370‑374)

3.      Recht van de Europese Unie – Algemene rechtsbeginselen – Legaliteitsbeginsel inzake straffen – Draagwijdte

(Handvest van de grondrechten van de Europese Unie, art. 49, lid 1; verordening nr. 139/2004 van de Raad, art. 4, lid 1, art. 7, lid 1, en art. 14, lid 2)

(zie punten 382‑391)

4.      Recht van de Europese Unie – Beginselen – Bescherming van het gewettigd vertrouwen – Voorwaarden – Vroegere beschikkingspraktijk van de Commissie – Irrelevant

(Verordening nr. 139/2004 van de Raad)

(zie punten 392‑396, 398, 399)

5.      Concentraties van ondernemingen – Aanmelding – Verplichting – Schending – Gevolgen – Automatische schending van corresponderende verbodsbepalingen – Sancties

[Verordening nr. 139/2004 van de Raad, art. 4, lid 1, art. 7, lid 1, en art. 14, lid 2, a) en b)]

(zie punten 403‑407)

6.      Mededinging – Geldboeten – Besluit van de Commissie waarbij meerdere sancties wegens dezelfde feiten worden opgelegd – Beginselen die de samenloop van inbreuken regelen – Schending – Geen

(Verordening nr. 139/2004 van de Raad, art. 14, lid 2)

(zie punten 409‑411, 418)

7.      Mededinging – Geldboeten – Bedrag – Bepaling – Beginsel van gelijke behandeling – Beschikkingspraktijk van de Commissie – Indicatieve waarde

(Verordening nr. 139/2004 van de Raad, art. 14)

(zie punten 425, 426, 428)

8.      Concentraties van ondernemingen – Geldboeten – Bedrag – Bepaling – Criteria – Afwezigheid van richtsnoeren – Verplichting tot motivering van een boetebesluit – Omvang

(Art. 296, tweede alinea, VWEU; verordening nr. 139/2004 van de Raad, art. 14)

(zie punten 436, 437)

9.      Mededinging – Administratieve procedure – Mededeling van punten van bezwaar – Vereiste inhoud – Eerbiediging van de rechten van de verdediging – Omvang – Verplichting van de Commissie om de belanghebbenden in kennis te stellen door een aanvulling op de mededeling van punten van bezwaar – Voorwaarden

(Handvest van de grondrechten van de Europese Unie, art. 48, lid 2; verordening nr. 139/2004 van de Raad, art. 18)

(zie punten 469‑472)

Samenvatting

Het Gerecht verwerpt het beroep van Canon, waaraan de Commissie een boete van 28 miljoen EUR heeft opgelegd omdat zij bij de verwerving van Toshiba Medical Systems Corporation de regels inzake concentratiecontrole niet heeft nageleefd

In 2016 heeft Canon Inc. (hierna: „verzoekster”), een Japanse multinational die gespecialiseerd is in de fabricage van beeldvormings- en optische producten, Toshiba Medical Systems Corporation (hierna: „TMSC”) overgenomen, een volle dochteronderneming van Toshiba Corporation (hierna: „Toshiba”).

Deze overname is uitgevoerd in twee stappen, door middel van een securitisatievehikel (MS Holding) dat speciaal voor dit doel is opgericht. In een eerste stap heeft MS Holding op 17 maart 2016 een aantal stemgerechtigde aandelen in TMSC verworven voor ongeveer 800 EUR, terwijl verzoekster als tegenprestatie voor de betaling van de volledige overeengekomen overnameprijs voor TMSC (ongeveer 5 280 000 000 EUR) opties op alle overblijvende stemgerechtigde aandelen in TMSC heeft verkregen. Verzoekster heeft tevens het enige niet-stemgerechtigde aandeel in TMSC verworven voor ongeveer 40 EUR (hierna: „tussentijdse transactie”).

In een tweede stap heeft verzoekster op 19 december 2016, na van de Commissie goedkeuring voor de concentratie te hebben verkregen, haar opties uitgeoefend om de onderliggende stemgerechtigde aandelen in TMSC te verwerven, terwijl TMSC haar stemgerechtigde aandelen heeft verworven van MS Holding alsook het niet-stemgerechtigde aandeel van verzoekster (hierna: „uiteindelijke transactie”). Met deze twee transacties is TMSC een volledige dochteronderneming van verzoekster geworden.

De overname werd gefaseerd uitgevoerd om ervoor te zorgen dat de verkoop van TMSC uiterlijk op 31 maart 2016 als een kapitaalinbreng in Toshiba werd erkend, terwijl verzoekster pas formeel zeggenschap over TMSC zou verkrijgen wanneer de bevoegde mededingingsautoriteiten haar de nodige goedkeuringen hadden verleend.

Verzoekster heeft in maart 2016 een vooraanmelding verstuurd, waarna zij de concentratie in augustus van datzelfde jaar heeft aangemeld bij de Commissie, die de concentratie een maand later, in september, heeft goedgekeurd.

Parallel daaraan heeft de Commissie echter een onderzoek geopend wegens mogelijke niet-nakoming van de aanmeldingsverplichting en de opschortingsverplichting die de verordening betreffende de controle op concentraties van ondernemingen(1) oplegt. Op grond van deze verplichtingen mogen de ondernemingen die betrokken zijn bij een concentratie met een Europese dimensie hun voornemen niet uitvoeren voordat het ter toetsing is aangemeld bij de Commissie („aanmeldingsverplichting”)(2) en deze de aangemelde transactie heeft goedgekeurd („opschortingsverplichting”)(3).

In haar besluit van 27 juni 2019(4) heeft de Commissie vastgesteld dat verzoekster die verplichtingen heeft geschonden, aangezien zij de overname van TMSC prematuur heeft uitgevoerd. In wezen heeft de Commissie vastgesteld dat verzoekster met de tussentijdse transactie de concentratie, die bestaat in de verwerving van TMSC, al deels tot stand heeft gebracht en daardoor de aanmeldings- en de opschortingsverplichting heeft geschonden. Daarom heeft de Commissie haar twee boeten van in totaal 28 miljoen EUR opgelegd.

Verzoekster heeft beroep tot nietigverklaring van dit besluit ingesteld. De Zesde kamer van het Gerecht heeft dit beroep in zijn geheel verworpen.

Beoordeling door het Gerecht

Om te beginnen verwerpt het Gerecht verzoeksters argument dat de tussentijdse transactie haar geen zeggenschap over TMSC heeft verleend en dat zij met die transactie de aanmeldings- en de opschortingsverplichting van de concentratieverordening dus niet heeft geschonden.

Onder verwijzing naar vaste rechtspraak van het Hof(5) brengt het Gerecht dienaangaande in herinnering dat een concentratie tot stand wordt gebracht wanneer de partijen bij de concentratie transacties verrichten die bijdragen aan een blijvende wijziging in de zeggenschap in de doelonderneming. Bijgevolg valt iedere gedeeltelijke totstandbrenging van een concentratie binnen de werkingssfeer van de opschortingsverplichting, hetgeen beantwoordt aan het vereiste om een doeltreffende controle op concentraties te waarborgen. Vanuit dat gezichtspunt behandelt de concentratieverordening transacties die nauw verweven zijn als één concentratie, met als enige uitzondering gevallen waarin dergelijke transacties niet noodzakelijk zijn om een wijziging in de zeggenschap over de doelonderneming te realiseren en dus niet van direct functioneel belang zijn voor de totstandbrenging van de concentratie.

De Commissie heeft dan ook terecht opgemerkt dat in de rechtspraak van het Hof een onderscheid wordt gemaakt tussen de begrippen „concentratie” en „totstandbrenging van een concentratie”. Een „concentratie” wordt namelijk pas geacht tot stand te zijn gebracht wanneer er een duurzame wijziging in de zeggenschap plaatsvindt, terwijl de „totstandbrenging” van een concentratie kan plaatsvinden zodra de partijen bij de concentratie transacties verrichten die bijdragen aan een blijvende wijziging in de zeggenschap in de doelonderneming, dat wil zeggen mogelijkerwijs voordat de zeggenschap over die onderneming wordt verworven.

Het criterium om vast te stellen of verzoekster de aanmeldings- en de opschortingsverplichting heeft geschonden, is dus niet of de zeggenschap over TMSC voorafgaand aan de goedkeuring van de concentratie is verworven, maar of de bestreden handelingen vóór die datum geheel dan wel gedeeltelijk, feitelijk dan wel rechtens hebben bijgedragen aan de wijziging in de zeggenschap over die onderneming.

In dat verband verwerpt het Gerecht tevens het argument van verzoekster dat zij de Commissie op geen enkel moment en op generlei wijze heeft belemmerd om toezicht uit te oefenen op de concentratie, aangezien zij de zeggenschap over TMSC pas heeft verkregen nadat zij alle goedkeuringen van de betrokken mededingingsautoriteiten had ontvangen. Volgens verzoekster is er geen sprake van een voortijdige totstandbrenging van de concentratie zolang de zeggenschap niet is verkregen. Voor een gedeeltelijke totstandbrenging van een concentratie moet volgens haar bijgevolg gedeeltelijke zeggenschap worden verworven. Het Gerecht oordeelt echter dat de zeggenschap ofwel is verworven – zodra een entiteit beslissende invloed kan uitoefenen op de doelonderneming – ofwel niet is verworven. Een vermeende „gedeeltelijke zeggenschap” kan dus geen voorwaarde zijn voor een gedeeltelijke totstandbrenging van de concentratie. Het Gerecht herinnert er verder aan dat het toezicht door de Commissie slechts doelmatig kan zijn indien het vóór de – zelfs maar gedeeltelijke – totstandbrenging van de concentratie wordt uitgevoerd.

Onder verwijzing naar zijn eigen rechtspraak(6) verwerpt het Gerecht eveneens het betoog van verzoekster dat de tussentijdse transactie geen gedeeltelijke totstandbrenging van de concentratie inhield.

Dienaangaande stelt het Gerecht vast dat een concentratie tot stand kan worden gebracht door verschillende juridische transacties die formeel losstaan van elkaar, en dat de Commissie in een dergelijk geval moet uitmaken of deze transacties een eenheid, en dus één enkele concentratie vormen. Wanneer er sprake is van verschillende juridisch onderscheiden transacties, moet de Commissie dus op basis van de feitelijke en juridische omstandigheden van het concrete geval nagaan welke economische doelstelling de partijen nastreven, door te onderzoeken of de betrokken ondernemingen ertoe bereid zouden zijn geweest elke transactie afzonderlijk te sluiten, dan wel of elke transactie daarentegen slechts een onderdeel is van een meer complexe transactie zonder welke de afzonderlijke transacties door de partijen niet zouden zijn gesloten.

In dat verband heeft de Commissie geen fout gemaakt door de tussentijdse transactie aan te merken als gedeeltelijke totstandbrenging van de concentratie. Zij heeft namelijk terecht vastgesteld dat verzoekster vanaf de datum van de tussentijdse transactie en ongeacht of de concentratie zou worden goedgekeurd, een bepaalde mate van invloed op TMSC kon uitoefenen omdat zij na die transactie bij uitsluiting bevoegd was om te bepalen wie de uiteindelijke verkrijger van TMSC zou worden.

Het Gerecht verwerpt eveneens het argument van verzoekster dat de tussentijdse transactie niet van direct functioneel belang was voor de wijziging van de zeggenschap over TMSC en dus niet aan de wijziging in die zeggenschap heeft bijgedragen. Het Gerecht oordeelt dat het zonder de door verzoekster voorgestelde, uit twee stappen bestaande transactie voor Toshiba onmogelijk zou zijn geweest om de zeggenschap over TMSC af te staan en de betaling voor deze laatste vóór eind maart 2016 definitief te innen. Bovendien was de tussentijdse transactie binnen het tweestappenplan een noodzakelijke stap om de zeggenschap over TMSC te wijzigen. Dat plan was namelijk opgezet om ervoor te zorgen dat een tussenpersoon alle stemgerechtigde aandelen in TMSC kon kopen en dat verzoekster Toshiba de prijs voor TMSC definitief kon betalen met de grootst mogelijke zekerheid dat zij uiteindelijk de zeggenschap over deze laatste zou verwerven.

Het Gerecht verwerpt het beroep in zijn geheel en verwijst verzoekster in de kosten.


1      Verordening (EG) nr. 139/2004 van de Raad van 20 januari 2004 (PB 2004, L 24, blz. 1; hierna: „concentratieverordening”).


2      Concentratieverordening, artikel 4, lid 1.


3      Concentratieverordening, artikel 7, lid 1.


4      Besluit C(2019) 4559 final van de Commissie van 27 juni 2019 tot oplegging van geldboeten wegens niet-aanmelding van een concentratie in strijd met artikel 4, lid 1, van verordening (EG) nr. 139/2004 van de Raad en wegens totstandbrenging van een concentratie in strijd met artikel 7, lid 1, van die verordening (zaak M.8179 – Canon/Toshiba Medical Systems Corporation).


5      Arrest van 31 mei 2018, Ernst & Young (C‑633/16, EU:C:2018:371).


6      Arrest van 23 februari 2006, Cementbouw Handel & Industrie/Commissie (T‑282/02, EU:T:2006:64).