Language of document :

Beroep ingesteld op 22 mei 2024 – Rotenberg/Raad

(Zaak T-268/24)

Procestaal: Engels

Partijen

Verzoekende partij: Igor Rotenberg (Moskou, Rusland) (vertegenwoordigers: D. Rovetta, M. Campa, M. Moretto en V. Villante, advocaten)

Verwerende partij: Raad van de Europese Unie

Conclusies

De verzoekende partij verzoekt het Gerecht:

besluit (GBVB) 2024/847 van de Raad van 12 maart 2024 tot wijziging van besluit 2014/145/GBVB betreffende beperkende maatregelen met betrekking tot acties die de territoriale integriteit, soevereiniteit en onafhankelijkheid van Oekraïne ondermijnen of bedreigen, zoals gepubliceerd in het Publicatieblad van de Europese Unie van 13 maart 2024, en

uitvoeringsverordening (EU) 2024/849 van de Raad van 12 maart 2024 tot uitvoering van verordening (EU) nr. 269/2014 betreffende beperkende maatregelen met betrekking tot acties die de territoriale integriteit, soevereiniteit en onafhankelijkheid van Oekraïne ondermijnen of bedreigen, zoals gepubliceerd in het Publicatieblad van de Europese Unie van 13 maart 2024,

hierna gezamenlijk: „bestreden handelingen”, nietig te verklaren voor zover verzoekers naam bij deze handelingen is geplaatst op de lijst van personen en entiteiten waarvoor de beperkende maatregelen gelden.

Middelen en voornaamste argumenten

Ter ondersteuning van het beroep voert verzoeker drie middelen aan.

Niet-nakoming van de motiveringsplicht, schending van artikel 296 VWEU en artikel 41, lid 2, onder c), van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie (hierna: „Handvest”), alsmede inbreuk op het recht op effectieve rechterlijke bescherming en artikel 47 van het Handvest.

Kennelijke beoordelingsfout, verzuim om te voldoen aan de bewijslast, schending van de criteria voor plaatsing op een lijst zoals vastgesteld in artikel 1, lid 1, onder b) en d), en artikel 2, lid 1, onder d) en f), van besluit 2014/145/GBVB van de Raad van 17 maart 2014 alsmede in artikel 3, lid 1, onder d) en f), van verordening (EU) nr. 269/2014 van de Raad van 17 maart 2014, welke rechtshandelingen beide betrekking hebben op beperkende maatregelen met betrekking tot acties die de territoriale integriteit, soevereiniteit en onafhankelijkheid van Oekraïne ondermijnen of bedreigen, en exceptie van onwettigheid van artikel 277 VWEU.

Schending van het evenredigheidsbeginsel en verzoekers grondrechten, alsmede inbreuk op verzoekers fundamentele rechten op eigendom en op vrijheid van ondernemerschap en inbreuk op de artikelen 16 en 17 van het Handvest.

____________