Language of document :

Beroep ingesteld op 15 april 2010 - Commissie / SEMEA

(Zaak T-168/10)

Procestaal: Frans

Partijen

Verzoekende partij: Europese Commissie (vertegenwoordigers: S. Petrova, gemachtigde, en E. Bouttier, advocaat)

Verwerende partij: Société d'économie mixte d'équipement de l'Aveyron (SEMEA) (Millau, Frankrijk)

Conclusies van de verzoekende partij

de Société d'économie mixte d'équipement de l'Aveyron, in de persoon van haar tijdelijke bewindvoerder, veroordelen tot betaling aan verzoekster van een hoofdsom van 41 012 EUR, vermeerderd met sinds 10 maart 1992, of subsidiair, vanaf 27 april 1993 vervallen rente;

kapitalisatie van de rente gelasten;

SEMEA veroordelen tot betaling van een bedrag van 5 000 EUR wegens onrechtmatig voeren van verweer;

SEMEA verwijzen in de kosten van deze zaak.

Middelen en voornaamste argumenten

De Europese Gemeenschap, vertegenwoordigd door de Commissie, heeft op 6 juli 1990 met de Société d'économie mixte d'équipement de l'Aveyron (SEMEA) een subsidieovereenkomst inzake lokale ontwikkelingsmaatregelen gesloten, bestaande in de uitvoering van werkzaamheden ter voorbereiding en lancering van een Europees Centrum voor Plaatselijke Ondernemingen te Millau.

De Commissie betoogt dat de SEMEA zich er bij deze overeenkomst toe heeft verbonden, verschillende prestaties uit te voeren en hiervan rekenschap te geven aan de Commissie door de overhandiging van periodieke verslagen, terwijl de Commissie zich ertoe verbond, een financiële bijdrage te leveren aan de uitvoering van deze werkzaamheden voor een maximumbedrag van 135 000 ECU, tot maximaal 50 % van de met bewijsstukken gestaafde kosten van de werkzaamheden.

In mei 1991 heeft de SEMEA de Commissie gevraagd of deze overeenkomst door een andere organisatie, de Association CEI12, ten uitvoer kon worden gelegd. Dit werd door de Commissie aanvaard met de precisering dat dit SEMEA niet ontsloeg van haar verplichtingen, en door SEMEA bevestigd met de verklaring dat zij garandeerde dat de overeengekomen prestaties naar behoren ten uitvoer zouden worden gelegd.

Naar aanleiding van een controle naar de staat van voortgang van de werkzaamheden, is geconstateerd dat de totale uitgaven die voor financiering in aanmerking kwamen 187 977 ECU bedroegen, en dat de bijdrage van de Commissie op 50 % van dit bedrag moest worden vastgesteld, zijnde 93 988 ECU.

Daar de SEMEA al een bedrag van 135 000 ECU heeft ontvangen uit hoofde van de overeenkomst, strekt het onderhavige beroep tot terugvordering van de SEMEA van hetgeen zij teveel heeft ontvangen.

____________