Language of document :

Hogere voorziening ingesteld op 28 december 2020 door Zhejiang Jiuli Hi-Tech Metals Co. Ltd tegen het arrest van het Gerecht (Zesde kamer) van 15 oktober 2020 in zaak T-307/18, Zhejiang Jiuli Hi-Tech Metals / Commissie

(Zaak C-718/20 P)

Procestaal: Engels

Partijen

Rekwirante: Zhejiang Jiuli Hi-Tech Metals Co. Ltd (vertegenwoordigers: K. Adamantopoulos, dikigoros, en P. Billiet, advocaat)

Andere partij in de procedure: Europese Commissie

Conclusies

Rekwirante verzoekt het Hof:

het bestreden arrest in zijn geheel te vernietigen;

de door rekwirante voor het Gerecht geformuleerde vorderingen toe te wijzen en uitvoeringsverordening (EU) 2018/330 van de Commissie1 op grond van artikel 61 van het Statuut van het Hof van Justitie nietig te verklaren voor zover die rekwirante betreft;

verweerster te verwijzen in de kosten die rekwirante in deze hogere voorziening en in de procedure bij het Gerecht in zaak T-307/18 heeft gemaakt.

Subsidiair verzoekt rekwirante het Hof van Justitie:

de zaak terug te verwijzen naar het Gerecht voor een uitspraak over de middelen die rekwirante heeft aangevoerd, voor zover de stand van de procedure dit toelaat, en

de beslissing omtrent de kosten aan te houden.

Middelen en voornaamste argumenten

Met het eerste middel wordt betoogd dat het Gerecht blijk heeft gegeven van een onjuiste rechtsopvatting waar het heeft geoordeeld dat de Commissie rekwirantes in deze zaak tijdig de voornaamste feiten en overwegingen had meegedeeld. Indien de Commissie haar verplichtingen uit hoofde van artikel 20, leden 2 en 4, van verordening (EU) 2016/10362 („basisverordening”) zou zijn nagekomen, zou rekwirante nuttige opmerkingen hebben ingediend bij de Commissie en zou het dumpingonderzoek uiteindelijk gunstig voor haar zijn afgelopen. Het Gerecht heeft ook de feiten onjuist opgevat waar het heeft geoordeeld dat de normale waarde voor het soort door rekwirante vervaardigde naadloze buizen en pijpen van roestvrij staal (SSSPT: seamless pipes and tubes of stainless steel) die worden gebruikt voor boringen en behuizingen was vastgesteld op basis van productcontrolenummers die waren medegedeeld door de Indiase producent.

Volgens het tweede middel geeft het bestreden arrest blijk van een onjuiste rechtsopvatting doordat daarin wordt geoordeeld dat de rechtmatigheid van krachtens artikel 2, lid 7, van de basisverordening vastgestelde Uniehandelingen niet kan worden getoetst aan het Protocol inzake de toetreding door de Volksrepubliek China tot de WTO. Subsidiair geeft dit arrest blijk van een onjuiste rechtsopvatting doordat daarin niet wordt erkend dat artikel 2, lid 7, van de basisverordening een uitzondering op artikel 2, leden 1 tot en met 6, ervan vormt die enkel op door China volgens artikel 15, lid 1, onder d), van het WTO-toetredingsprotocol naar de EU verrichte invoer mag worden toegepast, zolang deze bepaling van kracht is. Doordat de Commissie in het geval van rekwirante India als referentieland heeft gebruikt, heeft zij zowel het Unierecht als het WTO-recht geschonden. Op die manier heeft de Commissie een zeer hoge dumpingmarge voor rekwirante vastgesteld, terwijl er geen enkele dumpingmarge zou zijn geweest indien de Commissie artikel 2, leden 1 tot en 6, van de basisverordening op haar zou hebben toegepast. Bovendien is het Gerecht in punt 154 van het bestreden arrest, en dus evenmin daarna in dat arrest, geenszins ingegaan op de kwestie van de onjuiste informatie die de Indiase producent aan de Commissie had verstrekt, ofschoon het dit argument van rekwirante naar behoren had weergegeven in punt 150 van het arrest.

Met het derde middel wordt aangevoerd dat het Gerecht artikel 2, leden 10 en 11, en artikel 11, lid 9, van de basisverordening onjuist heeft toegepast. Die bepalingen leggen de instellingen van de Unie de verplichting op om in een situatie zoals die van rekwirante de uitvoerprijs op billijke wijze te vergelijken met de normale waarde.

Volgens het vierde middel gaan de bevindingen van het Gerecht mank door onjuiste rechtsopvattingen en verdraaiing van de feiten. De methode die de Commissie heeft gebruikt ter bepaling van de coëfficiënten die worden toegepast op de normale waarde van rekwirantes „C”-type van naadloze buizen en pijpen van roestvrij staal alsook ter bepaling van de normale waarde van de door deze vervaardigde naadloze buizen en pijpen van roestvrij staal die worden gebruikt voor „boring en behuizing van de sleuf”, was onjuist, waardoor rekwirante bovendien geen billijke normale waarde in de zin van artikel 2 van de basisverordening is gegarandeerd, met zeer overdreven dumpingmarges voor haar tot gevolg. Deze bevindingen van het Gerecht gaan ook volledig voorbij aan de rechtspraak van de WTO-beroepsinstantie in de zaak EC Fasteners.

Met het vijfde middel wordt betoogd dat het Gerecht blijk heeft gegeven van een onjuiste rechtsopvatting doordat het voor zijn vaststellingen betreffende de impact die de prijsonderbieding van rekwirantes naadloze buizen en pijpen van roestvrij staal heeft gehad op de EU, de prijzen van die buizen en pijpen in aanmerking heeft genomen die in de douaneprocedure worden gebruikt in de fase van de actieve veredeling.

____________

1 Uitvoeringsverordening (EU) 2018/330 van de Commissie van 5 maart 2018 tot instelling van definitieve antidumpingrechten op bepaalde naadloze buizen en pijpen van roestvrij staal van oorsprong uit de Volksrepubliek China naar aanleiding van een nieuw onderzoek bij het vervallen van de maatregelen overeenkomstig artikel 11, lid 2, van verordening (EU) 2016/1036 van het Europees Parlement en de Raad (PB 2018, L 63, blz. 15).

2 Verordening (EU) 2016/1036 van het Europees Parlement en de Raad van 8 juni 2016 betreffende beschermende maatregelen tegen invoer met dumping uit landen die geen lid zijn van de Europese Unie (PB 2016, L 176, blz. 21).