Language of document : ECLI:EU:T:2015:687

Zaak T‑125/12

Viasat Broadcasting UK Ltd

tegen

Europese Commissie

„Staatssteun – Openbare omroep – Besluit waarbij de steun verenigbaar met de interne markt wordt verklaard – Steun die door de Deense autoriteiten ten uitvoer is gelegd ten behoeve van de Deense openbare omroep TV2/Danmark – Overheidsfinanciering toegekend ter compensatie van de kosten die inherent verbonden zijn aan de uitvoering van de openbaredienstverplichtingen – Verenigbaarheid van een steunmaatregel – Arrest Altmark”

Samenvatting – Arrest van het Gerecht (Achtste kamer) van 24 september 2015

1.      Beroep tot nietigverklaring – Natuurlijke personen of rechtspersonen – Handelingen die hen rechtstreeks en individueel raken – Besluit waarbij de Commissie een procedure ter zake van steunmaatregelen afsluit – Concurrent van de steunontvanger – Recht van beroep – Voorwaarden

(Art. 108, leden 2 et 3, VWEU en 263, vierde alinea, VWEU)

2.      Steunmaatregelen van de staten – Begrip – Maatregelen ter compensatie van de kosten van de openbaredienstverplichtingen van een onderneming – Daarvan uitgesloten – Voorwaarden uiteengezet in het arrest Altmark

(Art. 107, lid 1, VWEU)

3.      Mededinging – Ondernemingen belast met het beheer van diensten van algemeen economisch belang – Compensatie van de kosten van de taak van openbare dienst – Beoordeling van de verenigbaarheid van een steunmaatregel met de interne markt – Criteria

(Art. 106, lid 2, VWEU)

4.      Steunmaatregelen van de staten – Begrip – Maatregelen ter compensatie van de kosten van de openbaredienstverplichtingen van een onderneming – Onderscheid tussen de Altmark-test, gebruikt om uit te maken of er sprake is van steun, en de test van artikel 106, lid 2, VWEU, waarmee kan worden uitgemaakt of steun verenigbaar is met de interne markt

(Art. 106, lid 2, VWEU en 107, lid 1, VWEU)

5.      Mededinging – Ondernemingen belast met het beheer van diensten van algemeen economisch belang – Compensatie van de kosten van de taak van openbare dienst – Beoordeling van de verenigbaarheid van een steunmaatregel met de interne markt – Criteria – Irrelevantie van de in het arrest Altmark geformuleerde voorwaarden voor het onderzoek van de evenredigheid van de steun

(Art. 106, lid 2, VWEU)

6.      Steunmaatregelen van de staten – Verbod – Afwijkingen – Beoordelingsvrijheid van de Commissie – Mogelijkheid om richtsnoeren vast te stellen – Dwingende werking – Rechterlijke toetsing

(Art. 106, lid 2, VWEU; mededeling 2001/C 320/05 van de Commissie)

7.      Mededinging – Ondernemingen belast met het beheer van diensten van algemeen economisch belang – Geen aanbesteding nodig om een onderneming met een dergelijke taak te belasten

(Art. 106, lid 2, VWEU)

8.      Handelingen van de instellingen – Motivering – Verplichting – Omvang – Besluit van de Commissie betreffende de verenigbaarheid van steun met de interne markt

(Art. 106, lid 2, VWEU en 296 VWEU)

9.      Gerechtelijke procedure – Aanvoering van nieuwe middelen in de loop van het geding – Voorwaarden – Aanvulling van een aangevoerd middel – Grenzen

(Reglement voor de procesvoering van het Gerecht, art. 48, lid 2)

1.      Zie de tekst van de beslissing.

(cf. punten 34‑36)

2.      Zie de tekst van de beslissing.

(cf. punten 55‑59, 80‑83)

3.      Opdat staatssteun in de zin van artikel 107 VWEU op grond van artikel 106, lid 2, VWEU verenigbaar met de interne markt kan worden verklaard, moeten de volgende voorwaarden zijn vervuld. De eerste voorwaarde, betreffende de omschrijving van de openbare dienst, houdt in dat de betrokken dienst daadwerkelijk een dienst van algemeen economisch belang is en door de lidstaat duidelijk als dusdanig is omschreven. De tweede voorwaarde, betreffende de openbaredienstopdracht, houdt in dat de begunstigde onderneming door de lidstaat uitdrukkelijk is belast zijn met het verstrekken van de betrokken openbare dienst. De derde voorwaarde, ten slotte, is gebaseerd op het begrip evenredigheid. Volgens deze voorwaarde moet de financiering van een met openbaredienstverplichtingen belaste onderneming als verenigbaar met de interne markt worden beschouwd voor zover de toepassing van de mededingingsregels van het VWEU – zoals het verbod van staatssteun – de vervulling van de aan deze onderneming toevertrouwde bijzondere taak zou verhinderen, waarbij de ontheffing van die regels de ontwikkeling van het handelsverkeer niet mag beïnvloeden in een mate die strijdig is met het belang van de Unie.

(cf. punt 61)

4.      Zie de tekst van de beslissing.

(cf. punten 63, 77)

5.      Op het gebied van staatssteun is het, wat de toepassing van artikel 106, lid 2, VWEU betreft, inderdaad juist dat de derde Altmark-voorwaarde, volgens welke de compensatie niet hoger mag zijn dan nodig is om de kosten van de uitvoering van de openbaredienstverplichtingen, rekening houdend met de inkomsten alsmede met een redelijke winst voor de uitvoering van die verplichtingen, geheel of gedeeltelijk te dekken, grotendeels samenvalt met het evenredigheidscriterium in het kader van de toepassing van die bepaling.

Ook al wordt in de twee gevallen in wezen hetzelfde criterium toegepast, de context en het doel van de toepassing daarvan zijn in de twee gevallen echter verschillend. In het geval van toepassing van artikel 106, lid 2, VWEU gaat het er immers niet meer om, uit te maken of een dienst van algemeen economisch belang onder normale markvoorwaarden wordt verstrekt, maar gaat het erom, door beoordeling van de evenredigheid van de steun te voorkomen dat de met de dienst van algemeen economisch belang belaste marktdeelnemer een financiering krijgt die hoger is dan de nettokosten van de openbare dienst. Hieruit volgt dat de vraag of een onderneming die is belast met de dienst van algemeen economisch belang van openbare omroep, haar openbaredienstverplichtingen ook tegen lagere kosten zou kunnen vervullen, irrelevant is bij de beoordeling van de verenigbaarheid van de overheidsfinanciering van deze dienst met de staatssteunregels van het Unierecht.

Met andere woorden, de kosten van een dienst van algemeen economisch belang waarmee bij de toepassing van artikel 106, lid 2, VWEU rekening dient te worden gehouden, zijn de reële kosten van deze dienst zoals zij zijn, en niet zoals zij hadden kunnen of moeten zijn, op basis van objectieve en doorzichtige berekeningscriteria waarvoor is uitgegaan van een gemiddelde, goed beheerde onderneming die afdoende met middelen is uitgerust. In deze context wordt het evenredigheidscriterium gehanteerd voor de raming van de daadwerkelijke kosten van de dienst van algemeen economisch belang, indien de Commissie, bij gebreke van bewijsmateriaal dat een exacte berekening van deze kosten mogelijk maakt, moet overgaan tot raming. Maar algemeen dient op grond van het evenredigheidsbeginsel te worden geoordeeld dat steun ter dekking van de kosten van een dienst van algemeen economisch belang niet verenigbaar is met de interne markt wanneer het bedrag van die steun de daadwerkelijke kosten van die dienst overschrijdt. Om die reden is het eventuele niet vervuld zijn van de tweede Altmark-voorwaarde, volgens welke de parameters op basis waarvan de compensatie wordt berekend, vooraf op objectieve en doorzichtige wijze moeten zijn vastgesteld, en de vierde Altmark-voorwaarde, volgens welke, wanneer de met de uitvoering van openbaredienstverplichtingen belaste onderneming in een concreet geval niet is gekozen in het kader van een openbare aanbesteding waarmee de kandidaat kan worden geselecteerd die deze diensten tegen de laagste kosten voor de gemeenschap kan leveren, de noodzakelijke compensatie moet worden vastgesteld op basis van een analyse van de kosten die een gemiddelde, goed beheerde onderneming die zodanig met middelen is uitgerust dat zij aan de openbaredienstvereisten kan voldoen, zou hebben gemaakt voor de uitvoering van deze verplichtingen, rekening houdend met de inkomsten en een redelijke winst uit deze verplichtingen, weliswaar relevant voor het onderzoek of een dergelijke dienst onder normale marktvoorwaarden wordt verstrekt, maar niet voor de beoordeling van de evenredigheid van de steun in het kader van de toepassing van artikel 106, lid 2, VWEU.

(cf. punten 84‑90)

6.      Zie de tekst van de beslissing.

(cf. punten 95‑98)

7.      Zie de tekst van de beslissing.

(cf. punt 99)

8.      Op het gebied van staatssteun is het stilzwijgen van een besluit over de rol die de tweede en de vierde Altmark-voorwaarde bij de beoordeling van de verenigbaarheid van de betrokken maatregelen met de interne markt spelen, niet te wijten aan een fout in de redenering van de Commissie of aan een ontoereikende motivering van het bestreden besluit, maar aan het feit dat in dit besluit een ander beoordelingskader wordt toegepast dan het kader dat door de verzoekende partij wordt bepleit.

Bovendien kan niet worden geoordeeld dat de motiveringsplicht niet is nagekomen wanneer de Commissie in dat besluit de verenigbaarheid van de betrokken maatregelen met de interne markt omstandig heeft gemotiveerd tegen de achtergrond van de mededeling betreffende de toepassing van de regels inzake staatssteun op openbare omroepen en de verzoekende partij geen enkel bewaar formuleert tegen deze motivering.

(cf. punten 103, 104)

9.      Zie de tekst van de beslissing.

(cf. punten 113‑116)