Language of document :

Beroep ingesteld op 13 september 2010 - ArcelorMittal Wire France e.a./Commissie

(Zaak T-385/10)

Procestaal: Frans

Partijen

Verzoekende partijen: ArcelorMittal Wire France (Bourg-en-Bresse, Frankrijk), ArcelorMittal Fontaine (Fontaine-L'Evêque, België), ArcelorMittal Verderio Srl (Verderio Inferiore, Italië) (vertegenwoordigers: H. Calvet, O. Billard en M. Pittie, advocaten)

Verwerende partij: Europese Commissie

Conclusies

primair, de beschikking van de Commissie van 30 juni 2010 in zaak COMP/38.344 - Voorspanstaal, nietig verklaren voor zover (i) artikel 1 daarvan AMWF, AM Fontaine en AM Verderio veroordeelt op grond dat zij, respectievelijk van 1 januari 1984 tot en met 19 september 2002, van 20 december 1984 tot en met 19 september 2002 en van 3 april 1995 tot en met 19 september 2002, in strijd met artikel 101 VWEU en artikel 53 EER-Overeenkomst hebben deelgenomen aan één enkele voortdurende inbreuk en/of een onderling afgestemde feitelijke gedraging in de voorspanstaalsector; (ii) artikel 2 daarvan hun bijgevolg betaling oplegt van geldboetes, meer bepaald AMWF veroordeelt tot betaling van een boete van 276,48 miljoen EUR, waarvan 268,8 miljoen EUR gezamenlijk en hoofdelijk met AM Fontaine en 72 miljoen EUR gezamenlijk en hoofdelijk met AM Verderio zijn verschuldigd; (iii) artikel 3 daarvan hun gelast die inbreuk onmiddellijk te beëindigen, zo dat nog niet is gebeurd, en zich voortaan te onthouden van de sub i beschreven handelingen of gedragingen alsmede van handelingen of gedragingen met eenzelfde dan wel een soortgelijk doel of gevolg, en (iv) artikel 4 daarvan hen als adressaten noemt;

subsidiair, de beschikking in het kader van de volledige rechtsmacht van het Gerecht aldus herzien, dat de aan ieder van verzoeksters opgelegde geldboete zoals vermeld in artikel 2, aanzienlijk wordt verlaagd, en

in elk geval, de Commissie verwijzen in de kosten van de procedure.

Middelen en voornaamste argumenten

Verzoeksters verzoeken primair om nietigverklaring van beschikking C(2010) 4387 def. van de Commissie van 30 juni 2010 inzake een procedure op grond van artikel 101 VWEU en artikel 53 van de Overeenkomst inzake de Europese Economische Ruimte (hierna: "EER-Overeenkomst") (zaak COMP/38.344 - Voorspanstaal), betreffende een kartel op de Europese markt voor voorspanstaal houdende prijsafspraken, marktverdeling en uitwisseling van gevoelige commerciële informatie.

Ter onderbouwing van hun beroep voeren verzoeksters de volgende middelen aan:

schending van verzoeksters' grondrecht op een onpartijdig gerecht en schending van artikel 47 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie, doordat de Commissie zowel de bevoegdheid tot vervolging als de bevoegdheid om recht te spreken heeft uitgeoefend;

schending van artikel 23, lid 2, van verordening nr. 1/20031 alsmede van de beginselen van de persoonlijke aard van straffen, van evenredigheid en van gelijke behandeling, nu de Commissie verzoeksters boetes heeft opgelegd voor een bedrag dat duidelijk hoger is dan het wettelijke plafond van 10 % van de totale omzet die zij in het voorafgaande boekjaar hebben gerealiseerd;

onvoldoende bewijs dat in de periode tussen 1 januari 1984 en november 1992 inbreuk op artikel 101 VWEU en artikel 53 EER-Overeenkomst is gepleegd dan wel althans ontoereikende motivering;

ontoereikende motivering en schending van de richtsnoeren voor de berekening van geldboeten2 alsmede van de beginselen van het gewettigd vertrouwen en van behoorlijk bestuur, aangezien de bestreden beschikking lacunes vertoont, waardoor niet valt te begrijpen volgens welke methode de Commissie de geldboetes heeft berekend;

ontoereikende motivering en kennelijk onjuiste rechtsopvatting alsmede kennelijke feitelijke vergissingen, voor zover de aan AMWF en AM Fontaine opgelegde geldboetes wegens recidive met 60 % zijn verhoogd, en

ontoereikende motivering en schending van artikel 23, lid 2, van verordening nr. 1/2003 alsmede van de beginselen van gelijkheid en van evenredigheid, doordat alleen verzoeksters' geldboetes met het oog op de afschrikkende werking met 20 % zijn vermeerderd, hoewel andere deelnemers aan het kartel zich in eenzelfde situatie bevinden.

____________

1 - Verordening (EG) nr. 1/2003 van de Raad van 16 december 2002 betreffende de uitvoering van de mededingingsregels van de artikelen [101 VWEU] en [102 VWEU] (PB 2003, L 1, blz. 1).

2 - Richtsnoeren voor de berekening van geldboeten die uit hoofde van artikel 23, lid 2, sub a, van verordening (EG) nr. 1/2003 worden opgelegd (PB 2006, C 210, blz. 2).