Language of document :

Beroep ingesteld op 18 maart 2011 - Voss of Norway / BHIM - Nordic Spirit (Driedimensionale fles)

(Zaak T-178/11)

Taal van het verzoekschrift: Engels

Partijen

Verzoekende partij: Voss of Norway ASA (Oslo, Noorwegen) (vertegenwoordigers: F. Jacobacci en B. La Tella, advocaten)

Verwerende partij: Bureau voor harmonisatie binnen de interne markt (merken, tekeningen en modellen)

Andere partij in de procedure voor de kamer van beroep: Nordic Spirit AB (pubI) (Stockholm, Zweden)

Conclusies

de beslissing van de eerste kamer van beroep van het Bureau voor harmonisatie binnen de interne markt (merken, tekeningen en modellen) van 12 januari 2011 in zaak R 785/2010-1 vernietigen, en

het Bureau verwijzen in de kosten van de procedure.

Middelen en voornaamste argumenten

Ingeschreven gemeenschapsmerk waarvan nietigverklaring wordt gevorderd: driedimensionaal merk in de vorm van een fles voor waren van de klassen 32 en 33 -gemeenschapsmerk nr. 3156163

Houder van het gemeenschapsmerk: verzoekster

Partij die nietigverklaring van het gemeenschapsmerk vordert: andere partij in de procedure voor de kamer van beroep

Motvering van de vordering tot nietigverklaring: absolute weigeringsgronden in de zin van artikel 52, lid 1, sub a, juncto artikel 7 van verordening (EG) nr. 207/2009; kwade trouw van de houder van het gemeenschapsmerk bij indiening van de aanvraag in de zin van artikel 52, lid 1, sub b, van verordening nr. 207/2009

Beslissing van de nietigheidsafdeling: afwijzing van de vordering tot nietigverklaring

Beslissing van de kamer van beroep: nietigverklaring van het gemeenschapsmerk

Aangevoerde middelen: schending van de artikelen 75, 99 en 7, lid 1, sub b, van verordening nr. 207/2009 en schending van regel 37, sub b-iv van verordening (EG) nr. 2868/95, aangezien de kamer van beroep blijk heeft gegeven van een onjuiste opvatting (i) in haar motivering, door deze op een nieuwe voorwaarde voor vaststelling van de geldigheid van driedimensionale merken te baseren, waarover verzoekster geen opmerkingen heeft kunnen maken; (ii) door de bewijslast in strijd met beginselen van een eerlijk proces te verplaatsen; (iii) door artikel 7, lid 1, sub b, van verordening nr. 207/2009 onjuist uit te leggen en toe te passen, en (iv) door de feiten ernstig verkeerd voor te stellen om tot de foute conclusie te komen.

____________