Language of document :

Hogere voorziening ingesteld op 9 september 2023 door Vincent Thunus e.a. tegen de beschikking van het Gerecht (Vijfde kamer) van 30 juni 2023 in zaak T-666/20

(Zaak C-561/23 P)

Procestaal: Frans

Partijen

Rekwiranten: Vincent Thunus, Jaime Barragán, Alexandra Felten, Manuel Sutil, Patrick Vanhoudt (vertegenwoordiger: L. Levi, advocaat)

Andere partijen in de procedure: Europese Investeringsbank (EIB); Marc D'hooge

Conclusies

de beschikking van het Gerecht van 30 juni 2023 in zaak T-666/20 vernietigen;

dientengevolge, de vorderingen die rekwiranten in eerste aanleg hebben geformuleerd toewijzen en, derhalve:

het onderhavige beroep ontvankelijk en gegrond verklaren, met inbegrip van de exceptie van onwettigheid die daarin wordt opgeworpen;

dientengevolge:

het besluit nietig verklaren dat is vervat in de salarisafrekeningen van rekwiranten over maart 2020, waarbij de jaarlijkse aanpassing van het basissalaris voor 2020 met ingang van 1 januari 2020 wordt beperkt tot 0,7 %, en dus ook de soortgelijke besluiten nietig verklaren die in de latere salarisafrekeningen zijn opgenomen;

derhalve, de EIB veroordelen tot betaling van een vergoeding voor de materiële schade, namelijk (i) het salarissaldo na toepassing van de jaarlijkse aanpassing voor 2020, dat wil zeggen een verhoging met 1 %, voor de periode van 1 januari 2020 tot en met 31 december 2020; (ii) het salarissaldo overeenkomende met de gevolgen van de toepassing van de jaarlijkse aanpassing van 0,7 % voor 2020 op het bedrag van de vanaf januari 2020 te betalen salarissen; (iii) vertragingsrente over de verschuldigde salarissaldo’s tot aan de volledige betaling ervan, waarbij het bedrag van de vertragingsrente moet worden berekend op basis van het tarief dat de Europese Centrale Bank voor de betrokken periode voor de basisherfinancieringstransacties heeft vastgesteld, vermeerderd met drie punten;

de EIB verwijzen in alle kosten.

Middelen en voornaamste argumenten

Met betrekking tot de onwettigheid van het besluit van 18 juli 2017: schending van artikel 20 van en bijlage I bij het personeelsreglement – schending van de op het Gerecht rustende motiveringsplicht – onjuiste opvatting van bewijzen.

Met betrekking tot de onwettigheid van de besluiten van 12 december 2019 en 6 februari 2020: schending van artikel 20 van en bijlage I bij het personeelsreglement – schending van de op het Gerecht rustende motiveringsplicht – onjuiste opvatting van bewijzen.

____________