Language of document :

Beroep ingesteld op 9 november 2023 – MD / Commissie

(Zaak T-1063/23)

Procestaal: Italiaans

Partijen

Verzoekende partij: MD (vertegenwoordiger: P. D’Imporzano, advocaat)

Verwerende partij: Europese Commissie

Conclusies

De verzoekende partij verzoekt het Gerecht:

het bestreden besluit, te weten het stilzwijgende besluit tot afwijzing van de klacht die op 11 mei 2023 is ingediend tegen ontwerpbesluit PMO.3, dat na 60 dagen definitief is geworden, nietig te verklaren;

de Commissie te verwijzen in de kosten.

Middelen en voornaamste argumenten

Ter ondersteuning van haar beroep voert de verzoekende partij vier middelen aan.

Eerste middel, ontleend aan het feit dat het aan het besluit ten grondslag liggende criterium van de „eerdere toestand” (orig.: „état antérieur”), niet is opgenomen in de gemeenschappelijke regeling inzake de ziektekostenverzekering van de ambtenaren van de Europese Unie (gemeenschappelijke regeling) (artikel 9)

Uit de formulering van artikel 9 volgt dat het niet van belang is of een orgaan vóór het ongeval in goede of slechte staat verkeerde. Het enige dat telt is de noodzaak om in te grijpen om, voor zover mogelijk, een situatie te herstellen die niet minder gunstig is dan de situatie vóór het ongeval; een behandeling om, voor zover mogelijk, de lichamelijke integriteit te herstellen kan ook leiden tot een functionele verbetering.

Het bestaan van een „eerdere toestand” is niet relevant voor het bepalen van de te volgen behandeling, inclusief langdurige behandeling.

Onrechtmatigheid van het bestreden besluit, dat ten minste impliciet gebaseerd is op het criterium van de eerdere toestand.

Tweede middel, ontleend aan tegenstrijdigheid tussen de aanvaarding van onmiddellijke kosten in verband met het ongeval en de weigering om mogelijke kosten in verband met verergering te betalen

Verzoeker kreeg in het kader van het ongevalsstelsel de kosten vergoed van het plaatsen van implantaten en het aanbrengen van een kroon aan tand 13. Op grond van de rapporten van de door de instelling aangewezen arts, die minstens impliciet door de instelling werden aanvaard, werd op grond van een vermeende eerdere toestand echter uitgesloten dat in het kader van het ongevalsstelsel de behandelingskosten werden gedragen in geval van een mogelijke verergering. Als er sprake was van een vermeende eerdere toestand – waarvan de rechtmatigheid wordt betwist – zou het logisch zijn geweest om ook de onmiddellijke kosten uit te sluiten.

Schending van artikel 17 van de gemeenschappelijke regeling, dat voor de heropening van een dossier als voorwaarde stelt dat het letsel verergert ten opzichte van de situatie vóór het ongeval.

Derde middel, ontleend aan ontoereikende motivering van het rapport van de door de instelling aangewezen arts, dat minstens impliciet door de administratie is aanvaard.

De conclusie in het rapport van de door de instelling aangewezen arts, welke conclusie althans impliciet door de administratie is aanvaard, is gelet op de overgelegde medische stukken, onvoldoende gemotiveerd en onderbouwd.

Vierde middel: gebrek aan onafhankelijkheid en belangenconflict van de door de instelling aangestelde arts.

Voor het ongevallenrisico van hun ambtenaren hebben de instellingen een verzekering afgesloten. Bij een ongeval als bedoeld in artikel 73 van het Statuut komen de kosten van de in de leden 2 en 3 bedoelde uitkeringen ten laste van de verzekeringsmaatschappij. De door de instelling aangestelde arts is echter ook de arts van de verzekeringsmaatschappij die het contract met de instellingen heeft afgesloten en die de kosten moet dragen die in het statuut zijn vastgelegd.

Door deze twee functies te cumuleren, kan deze arts niet de noodzakelijke onafhankelijkheid en onpartijdigheid hebben. Als dan blijkt dat zijn honorarium voor het opstellen van zijn conclusies wordt betaald door de verzekeringsmaatschappij, is er sprake van een flagrant belangenconflict.

____________