Language of document :

Voorlopige editie

ARREST VAN HET HOF (Vierde kamer)

13 juni 2024 (*)

„Prejudiciële verwijzing – Plaatsen van overheidsopdrachten voor werken, leveringen en diensten – Richtlijn 2014/24/EU – Artikel 18 – Beginselen van gelijke behandeling en transparantie – Artikel 46 – Verdeling van opdrachten in percelen – Mogelijkheid voor de inschrijver die de op een na economisch voordeligste inschrijving heeft ingediend, om een perceel te verkrijgen onder de voorwaarden van de economisch voordeligste inschrijving”

In zaak C‑737/22,

betreffende een verzoek om een prejudiciële beslissing krachtens artikel 267 VWEU, ingediend door de Østre Landsret (rechter in tweede aanleg voor het oosten van Denemarken) bij beslissing van 11 november 2022, ingekomen bij het Hof op 1 december 2022, in de procedure

Staten og Kommunernes Indkøbsservice A/S

tegen

BibMedia A/S,

wijst

HET HOF (Vierde kamer),

samengesteld als volgt: C. Lycourgos (rapporteur), kamerpresident, O. Spineanu-Matei, J.‑C. Bonichot, S. Rodin en L. S. Rossi, rechters,

advocaat-generaal: A. Rantos,

griffier: A. Calot Escobar,

gezien de stukken,

gelet op de opmerkingen van:

–        Staten og Kommunernes Indkøbsservice A/S, vertegenwoordigd door J. Bødtcher-Hansen en R. Holdgaard, advokater,

–        BibMedia A/S, vertegenwoordigd door H. Holtse, advokat,

–        de Estse regering, vertegenwoordigd door M. Kriisa als gemachtigde,

–        de Spaanse regering, vertegenwoordigd door I. Herranz Elizalde als gemachtigde,

–        de Oostenrijkse regering, vertegenwoordigd door A. Posch en J. Schmoll als gemachtigden,

–        de Europese Commissie, vertegenwoordigd door G. Gattinara, C. Vang en G. Wils als gemachtigden,

gelet op de beslissing, de advocaat-generaal gehoord, om de zaak zonder conclusie te berechten,

het navolgende

Arrest

1        Het verzoek om een prejudiciële beslissing betreft de uitlegging van artikel 18 van richtlijn 2014/24/EU van het Europees Parlement en de Raad van 26 februari 2014 betreffende het plaatsen van overheidsopdrachten en tot intrekking van richtlijn 2004/18/EG (PB 2014, L 94, blz. 65).

2        Dit verzoek is ingediend in het kader van een geding tussen Staten og Kommunernes Indkøbsservice A/S (hierna: „SKI”) en BibMedia A/S betreffende de gunning van een overheidsopdracht voor de levering van bibliotheekmateriaal en voorbereidende diensten ter zake.

 Toepasselijke bepalingen

 Unierecht

3        Artikel 18 van richtlijn 2014/24, met het opschrift „Aanbestedingsbeginselen”, bepaalt in lid 1:

„Aanbestedende diensten behandelen ondernemers op gelijke en niet-discriminerende wijze en handelen op een transparante en proportionele wijze.

Overheidsopdrachten worden niet opgesteld met het doel om deze uit te sluiten van het toepassingsgebied van de richtlijn of om de mededinging op kunstmatige wijze te beperken. De mededinging wordt geacht kunstmatig te zijn beperkt indien de aanbesteding is ontworpen met het doel bepaalde ondernemers ten onrechte te bevoordelen of te benadelen.”

4        Artikel 27 van deze richtlijn, met het opschrift „Openbare procedure”, bepaalt in lid 1:

„In een openbare procedure kan elke belangstellende ondernemer naar aanleiding van een oproep tot mededinging een inschrijving doen.

[...]”

5        Artikel 28 van die richtlijn, met het opschrift „Niet-openbare procedure”, luidt als volgt:

„1.      In een niet-openbare procedure kan elke ondernemer naar aanleiding van een oproep tot mededinging een verzoek tot deelname indienen [...], door verstrekking van de door de aanbestedende dienst gevraagde informatie voor de kwalitatieve selectie.

[...]

2.      Alleen de ondernemers die na beoordeling van de verstrekte informatie door de aanbestedende dienst daartoe worden verzocht, kunnen een inschrijving doen. [...]

[...]”

6        Artikel 46 van die richtlijn, met het opschrift „Verdeling van opdrachten in percelen”, luidt:

„1.      Aanbestedende diensten kunnen besluiten een opdracht te gunnen in de vorm van afzonderlijke percelen en kunnen de omvang en het voorwerp van deze percelen bepalen.

[...]

2.      De aanbestedende diensten vermelden in de aankondiging van de opdracht of in de uitnodiging tot bevestiging van belangstelling, of inschrijvingen mogen worden ingediend voor één, meer of alle percelen.

De aanbestedende diensten mogen, zelfs indien er inschrijvingen mogen worden ingediend voor meer of alle percelen, het aantal aan één inschrijver te gunnen percelen beperken, mits het maximumaantal percelen per inschrijver in de aankondiging van de opdracht of in de uitnodiging tot bevestiging van belangstelling is aangegeven. Aanbestedende diensten vermelden in de aanbestedingsstukken de objectieve en niet-discriminerende criteria of regels die zij voornemens zijn toe te passen om te bepalen welke percelen zullen worden gegund indien de toepassing van de gunningscriteria zou leiden tot de gunning van meer percelen dan het maximumaantal aan eenzelfde inschrijver.

3.      De lidstaten kunnen bepalen dat, indien meer dan één perceel aan dezelfde inschrijver kan worden gegund, de aanbestedende diensten opdrachten kunnen gunnen voor een combinatie van percelen of voor alle percelen wanneer zij in de aankondiging van de opdracht of in de uitnodiging tot bevestiging van belangstelling hebben gespecificeerd dat zij zich daartoe de mogelijkheid voorbehouden en aangeven welke percelen of groepen van percelen kunnen worden gecombineerd.

[...]”

 Deens recht

7        Artikel 2 van de udbudslov (wet inzake overheidsopdrachten) bepaalt:

„1.      Bij overheidsopdrachten [...] eerbiedigt de aanbestedende dienst de beginselen van gelijke behandeling, transparantie en evenredigheid.

2.      Een overheidsopdracht mag niet worden opgesteld met het doel om deze van de werkingssfeer van deze wet uit te sluiten of om de mededinging op kunstmatige wijze te beperken. De mededinging wordt geacht kunstmatig te zijn beperkt indien de aanbesteding is ontworpen met het doel één ondernemer of bepaalde ondernemers ten onrechte te bevoordelen of te benadelen.”

8        Artikel 49, lid 3, van deze wet luidt als volgt:

„De aanbestedende dienst vermeldt in de aankondiging van de opdracht het volgende:

1)      of de inschrijver inschrijvingen kan indienen voor één, meer of alle percelen,

2)      of aan de inschrijver één, meer of alle percelen kunnen worden gegund en hoe de percelen of groepen percelen in voorkomend geval kunnen worden gecombineerd, en

3)      de objectieve en niet-discriminerende criteria of regels voor de gunning van de percelen, met inbegrip van de wijze waarop de percelen worden gegund indien de toepassing van de criteria of regels zou leiden tot de gunning van meer percelen dan het maximumaantal aan één inschrijver te gunnen percelen.”

9        Artikel 56 van die wet luidt:

„In een openbare procedure kan elke ondernemer naar aanleiding van een aankondiging van opdracht een inschrijving indienen. [...]”

 Hoofdgeding en prejudiciële vraag

10      SKI is een aankoopcentrale die in handen is van de Deense Staat en de Kommunernes Landsforening (federatie van gemeenten van het Koninkrijk Denemarken). Deze entiteit is opgericht om het plaatsen van overheidsopdrachten te stroomlijnen, met name door het gunnen en beheren van raamovereenkomsten namens de staat en de gemeenten.

11      Op 4 februari 2020 heeft SKI een aanbesteding uitgeschreven met het oog op het sluiten van een raamovereenkomst betreffende de levering van bibliotheekmateriaal en voorbereidende diensten. Het gunningscriterium van de opdrachten was de laagste prijs.

12      Deze opdracht bestond uit acht percelen. De percelen 1 en 2, waarop het hoofdgeding betrekking heeft, getiteld „Deense boeken en bladmuziek (oosten)” en „Deense boeken en bladmuziek (westen)”, hadden geraamde waarden van respectievelijk 253 miljoen Deense kronen (DKK) (ongeveer 34 miljoen EUR) en 475 miljoen DKK (ongeveer 63 miljoen EUR).

13      Punt 3.1 van het bestek betreffende deze aanbesteding luidde als volgt:

„De percelen 1 en 2 zijn onderling afhankelijk (zie punt 3.1.1) en indien een inschrijver voor een van deze percelen een inschrijving indient, worden automatisch inschrijvingen voor beide percelen ingediend. [...]

Afgezien van het voorgaande zijn er geen beperkingen wat betreft het aantal percelen waarvoor een inschrijver inschrijvingen kan of moet indienen.

SKI verwacht een opdracht te gunnen aan één leverancier per perceel. Aan een en dezelfde leverancier kunnen meerdere percelen worden gegund.

De markt voor bibliotheekmateriaal wordt gekenmerkt door het feit dat er slechts enkele gespecialiseerde leveranciers en potentiële inschrijvers zijn. Deense boeken en bladmuziek vormen de belangrijkste productsoort in termen van omzet en zijn commercieel belangrijk voor de potentiële inschrijvers. Teneinde de mededinging op de markt in de toekomst te waarborgen, zijn Deense boeken en bladmuziek geografisch onderverdeeld in twee percelen. De deelnemende klanten worden als gevolg daarvan ingedeeld in twee categorieën, respectievelijk oosten en westen. [...]”

14      Punt 3.1.1 van dit bestek bepaalde:

„Voor Deense boeken en bladmuziek is een aanbesteding met een zogenoemd ‚oost-west-model’ uitgeschreven, hetgeen betekent dat het de bedoeling is de opdracht te gunnen aan een leverancier in Oost-Denemarken en aan een andere leverancier in West-Denemarken, maar dat voor alle klanten dezelfde voorgestelde prijzen gelden, ongeacht of zij zich in Oost- of in West-Denemarken bevinden.

[...]

Aan de inschrijver die de economisch voordeligste inschrijving indient, wordt de opdracht gegund als leverancier voor perceel 2 – Deense boeken en bladmuziek (westen).

Aan de inschrijver die de op een na economisch voordeligste inschrijving indient, wordt de opdracht gegund als leverancier voor perceel 1 – Deense boeken en bladmuziek (oosten). Deze inschrijver moet echter aanvaarden dat de gunning van de opdracht voor de levering in Oost-Denemarken betekent dat hij verplicht is de producten en diensten van de raamovereenkomst aan de klanten in Oost-Denemarken te leveren tegen exact dezelfde prijzen als die welke de inschrijver met de economisch voordeligste inschrijving heeft voorgesteld en waarvoor deze in West-Denemarken zal leveren.

Indien de inschrijver met de op een na economisch voordeligste inschrijving niet bereid is om leverancier in Oost-Denemarken te worden, wordt deze mogelijkheid geboden aan de inschrijver met de op twee na economisch voordeligste inschrijving, die eveneens moet aanvaarden dat de gunning van de opdracht betekent dat hij verplicht is de producten en diensten van de raamovereenkomst aan de klanten in Oost-Denemarken te leveren tegen exact dezelfde prijzen als die welke de inschrijver met de economisch voordeligste inschrijving heeft voorgesteld en waarvoor deze in West-Denemarken zal leveren.

Indien ook deze inschrijver niet bereid is leverancier in Oost-Denemarken te worden, wordt deze mogelijkheid geboden aan de eerstvolgende inschrijver op de lijst en zo verder. Indien de lijst van inschrijvers waarvan de inschrijving aan de voorwaarden van de aanbesteding voldoet, is uitgeput en er onder hen geen leverancier voor Oost-Denemarken is gevonden, wordt de opdracht voor Oost-Denemarken gegund aan de leverancier aan wie ook de opdracht voor West-Denemarken wordt gegund. [...]

[...]”

15      Na het verstrijken van de termijn voor de indiening van de inschrijvingen, heeft SKI inschrijvingen ontvangen van Audio Visionary Music A/S (hierna: „AVM”) en BibMedia, die elk voor alle percelen een inschrijving hebben ingediend.

16      Aangezien BibMedia volgens SKI de economisch voordeligste inschrijving had ingediend, heeft zij BibMedia perceel 2 (westen) gegund en voorgesteld om perceel 1 (oosten) aan AVM te gunnen, op voorwaarde dat AVM ermee instemde met betrekking tot dit perceel het materiaal te leveren en de diensten te verrichten tegen de prijzen die BibMedia had voorgesteld en waarvan AVM op de hoogte was gebracht.

17      Nadat AVM had ingestemd, heeft SKI haar op 21 april 2020 schriftelijk het gunningsbesluit medegedeeld.

18      Op 30 april 2020 heeft AVM bezwaar ingediend bij de Klagenævn for Udbud (commissie voor aanbestedingsgeschillen, Denemarken; hierna: „commissie van beroep”).

19      Op 14 januari 2021 heeft de commissie van beroep geoordeeld dat SKI artikel 2, lid 1, van de wet inzake overheidsopdrachten had geschonden door een procedure voor de gunning van de percelen 1 en 2 toe te passen waarvan de voorwaarden in wezen impliceerden dat de inschrijver die de op een na economisch voordeligste inschrijving had ingediend, zijn inschrijving na de uiterste datum voor het indienen van inschrijvingen kon wijzigen, zodat perceel 1 aan hem kon worden gegund (hierna: „besluit van 14 januari 2021”).

20      Ter motivering van dit besluit heeft de commissie van beroep uiteengezet dat deze inschrijver de mogelijkheid had gehad om een essentiële voorwaarde van zijn inschrijving, namelijk de prijs, te wijzigen op een manier die de aanbestedende dienst ten goede kwam en die de inschrijver de mogelijkheid bood om zijn inschrijving te verbeteren teneinde een perceel van de opdracht te verkrijgen. Een dergelijke handelwijze is volgens die commissie in strijd met het onderhandelingsverbod, dat voortvloeit uit de beginselen van gelijke behandeling en transparantie.

21      Op 9 juli 2021 heeft SKI bij de Ret i Glostrup (rechter in eerste aanleg Glostrup, Denemarken) beroep ingesteld tegen het besluit van 14 januari 2021.

22      Op 7 december 2021 is dit beroep verwezen naar de Østre Landsret (rechter in tweede aanleg voor het oosten van Denemarken), de verwijzende rechter, die uitspraak doet in eerste aanleg.

23      De verwijzende rechter is van oordeel dat het Hof de draagwijdte van het uit artikel 18 van richtlijn 2014/24 voortvloeiende onderhandelingsverbod weliswaar reeds heeft verduidelijkt met betrekking tot de in een inschrijving opgenomen voorbehouden, onderaanneming en de mogelijkheid om rekening te houden met aanvullende informatie, maar dat het nog niet heeft verduidelijkt of in het kader van een openbare procedure voor een opdracht die overeenkomstig artikel 46 van deze richtlijn in percelen is verdeeld, het onderhandelingsverbod eraan in de weg staat dat aan een inschrijver die niet de economisch voordeligste inschrijving heeft ingediend, een perceel wordt gegund op voorwaarde dat hij aanvaardt in het kader van dit perceel het materiaal te leveren en de diensten waarop de opdracht betrekking heeft te verrichten tegen dezelfde prijs als die welke is voorgesteld door de inschrijver die de economisch voordeligste inschrijving heeft ingediend.

24      In die omstandigheden heeft de Østre Landsret de behandeling van de zaak geschorst en het Hof verzocht om een prejudiciële beslissing over de volgende vraag:

„Staan het transparantiebeginsel en het beginsel van gelijke behandeling in artikel 18 van de richtlijn [2014/24] en het daaruit voortvloeiende onderhandelingsverbod eraan in de weg dat aan een inschrijver die in het kader van een openbare procedure voor afzonderlijke percelen, als bedoeld in de artikelen 27 en 46 van deze richtlijn, de op een na economisch voordeligste inschrijving heeft ingediend, de mogelijkheid wordt geboden om na het verstrijken van de termijn voor indiening van de inschrijving en overeenkomstig de vooraf bepaalde voorwaarden van het bestek, de aangeboden diensten waarop de opdracht betrekking heeft te leveren onder dezelfde voorwaarden als die van de inschrijver die de economisch voordeligste inschrijving heeft ingediend en aan wie daarom een ander perceel wordt gegund in het kader van dezelfde opdracht?”

 Ontvankelijkheid van het verzoek om een prejudiciële beslissing

25      Het Hof heeft bij herhaling benadrukt dat de krachtens artikel 267 VWEU ingestelde procedure een instrument is voor samenwerking tussen het Hof en de nationale rechterlijke instanties dat het Hof in staat stelt de nationale rechters de elementen voor uitlegging van het Unierecht te verschaffen die zij nodig hebben om uitspraak te kunnen doen in de bij hen aanhangige gedingen, en dat de rechtvaardiging van de prejudiciële verwijzing niet is gelegen in het formuleren van rechtsgeleerde adviezen over algemene of hypothetische vraagstukken, maar in de behoefte aan de daadwerkelijke beslechting van een geding [arrest van 9 januari 2024, G. e.a. (Benoeming van rechters in de gewone rechterlijke instanties in Polen), C‑181/21 en C‑269/21, EU:C:2024:1, punt 62 en aldaar aangehaalde rechtspraak]. Het Hof heeft daarnaast in herinnering gebracht dat uit zowel de bewoordingen als de opzet van artikel 267 VWEU blijkt dat de prejudiciële procedure met name vooronderstelt dat daadwerkelijk een geding bij de nationale rechterlijke instantie aanhangig is, in het kader waarvan deze een beslissing moet geven waarbij rekening kan worden gehouden met de prejudiciële beslissing (arrest van 26 maart 2020, Miasto Łowicz en Prokurator Generalny, C‑558/18 en C‑563/18, EU:C:2020:234, punt 46 en aangehaalde rechtspraak).

26      In casu heeft het Hof de verwijzende rechter in een verzoek om inlichtingen van 13 oktober 2023 verzocht te verduidelijken of SKI naar Deens recht een procesbelang in het hoofdgeding behoudt ondanks het in de schriftelijke opmerkingen van BibMedia genoemde feit dat de betrokken aanbestedingsprocedure niet is hervat na het besluit van 14 januari 2021, maar is vervangen door een nieuwe aanbestedingsprocedure.

27      Op 27 november 2023 heeft de verwijzende rechter dit verzoek om inlichtingen bevestigend beantwoord, onder verwijzing naar met name de Deense rechtspraak inzake het procesbelang op het gebied van het bestuursrecht.

28      Aangezien deze rechter aldus heeft uiteengezet dat volgens het nationale recht een juridisch belang blijft bestaan bij de beslechting van het hoofdgeding, in het kader waarvan die rechter een beslissing moet wijzen waarbij rekening kan worden gehouden met de prejudiciële beslissing, is de gestelde vraag niet hypothetisch van aard en moet zij ontvankelijk worden geacht.

 Beantwoording van de prejudiciële vraag

29      Met zijn vraag wenst de verwijzende rechter in wezen te vernemen of artikel 18, lid 1, van richtlijn 2014/24 aldus moet worden uitgelegd dat de in die bepaling neergelegde beginselen van gelijke behandeling en transparantie eraan in de weg staan dat in het kader van een procedure voor het plaatsen van een overheidsopdracht die in percelen is verdeeld, aan de inschrijver die de op een na economisch voordeligste inschrijving heeft ingediend, overeenkomstig de in de aanbestedingsstukken vastgestelde voorwaarden, een perceel wordt gegund op voorwaarde dat hij ermee instemt met betrekking tot dit perceel het materiaal te leveren en de diensten te verrichten tegen dezelfde prijs als die welke is voorgesteld door de inschrijver die de economisch voordeligste inschrijving heeft ingediend en aan wie daarom een ander, groter perceel van die opdracht is gegund.

30      Het in artikel 18, lid 1, van richtlijn 2014/24 neergelegde beginsel van gelijke behandeling heeft tot doel de ontwikkeling van een gezonde en daadwerkelijke mededinging tussen de aan een overheidsopdracht deelnemende ondernemingen te bevorderen en vormt de essentie zelf van de Uniebepalingen betreffende het plaatsen van overheidsopdrachten. Overeenkomstig dit beginsel moeten de inschrijvers zich in een gelijke positie bevinden, zowel in de fase waarin zij hun offertes voorbereiden als bij de beoordeling ervan door de aanbestedende dienst (zie in die zin arrest van 3 juni 2021, Rad Service e.a., C‑210/20, EU:C:2021:445, punt 43 en aldaar aangehaalde rechtspraak).

31      Het transparantiebeginsel, dat ook in artikel 18, lid 1, is verankerd, heeft ten doel te waarborgen dat elk risico van favoritisme en willekeur door de aanbestedende dienst wordt uitgebannen. Dit beginsel impliceert dat de voorwaarden en uitvoeringsbepalingen van de gunningsprocedure duidelijk, precies en ondubbelzinnig worden geformuleerd in de aankondiging van de opdracht of in het bestek, opdat, ten eerste, alle behoorlijk geïnformeerde en normaal oplettende inschrijvers de juiste draagwijdte ervan kunnen begrijpen en deze op dezelfde manier kunnen interpreteren en, ten tweede, de aanbestedende dienst in staat is om metterdaad na te gaan of de offertes van de inschrijvers beantwoorden aan de criteria die op de betrokken opdracht van toepassing zijn (zie in die zin arrest van 14 september 2017, Casertana Costruzioni, C‑223/16, EU:C:2017:685, punt 34 en aldaar aangehaalde rechtspraak).

32      De beginselen van gelijke behandeling en transparantie verzetten zich tegen elke onderhandeling tussen de aanbestedende dienst en een inschrijver in het kader van een procedure voor het plaatsen van overheidsopdrachten, hetgeen betekent dat een inschrijving na de indiening ervan in beginsel niet mag worden aangepast op initiatief van de aanbestedende dienst of van de inschrijver (arresten van 14 september 2017, Casertana Costruzioni, C‑223/16, EU:C:2017:685, punt 35, en 3 juni 2021, Rad Service e.a., C‑210/20, EU:C:2021:445, punt 43).

33      Een wijze van plaatsing van een overheidsopdracht zoals uiteengezet in het bestek van de in het hoofdgeding aan de orde zijnde aanbesteding – volgens welke de opdracht is verdeeld in percelen, waarvan het grootste wordt gegund aan de inschrijver met de economisch voordeligste inschrijving, terwijl een perceel met een lagere waarde bij voorkeur wordt gegund aan de inschrijver die de op een na economisch voordeligste inschrijving heeft ingediend, teneinde de mededinging in de betrokken economische sector te handhaven, op voorwaarde dat laatstgenoemde inschrijver bereid is dit perceel uit te voeren tegen de prijs van de inschrijver die de economisch voordeligste inschrijving heeft ingediend – bevat geen enkel element van onderhandeling in de zin van bovengenoemde rechtspraak.

34      In dit verband moet worden opgemerkt dat een dergelijke wijze van plaatsing van een overheidsopdracht waarborgt dat bij de gunning van alle percelen van de opdracht het criterium van de laagste prijs in acht wordt genomen, zonder dat de aanbestedende dienst van dit criterium kan afwijken of een inschrijver kan verzoeken zijn inschrijving te wijzigen, aangezien deze aanbestedende dienst zich moet baseren op de prijzen die vóór het verstrijken van de termijn voor de indiening van de offertes zijn voorgesteld en gedurende deze gehele procedure de rangorde in acht moet nemen die uit deze prijsaanbiedingen voortvloeit.

35      In een dergelijke aanbestedingsprocedure wordt de rangschikking van de inschrijvers immers rechtstreeks en definitief bepaald door de vóór het verstrijken van de termijn voor de indiening van de offertes voorgestelde prijzen. In deze rangschikking neemt de inschrijver die de laagste prijs heeft aangeboden, de eerste plaats in en zijn prijs is de prijs waartegen de opdracht in haar geheel zal worden gegund.

36      De mogelijkheid die het bestek biedt aan de inschrijver die de op een na economisch voordeligste inschrijving indient, om een perceel van de opdracht te verkrijgen, vloeit – zoals uitdrukkelijk blijkt uit de aanbestedingsstukken – enkel voort uit het feit dat deze inschrijver de tweede plaats inneemt in de rangschikking van de in de offertes voorgestelde prijzen.

37      Of van deze mogelijkheid gebruik wordt gemaakt, hangt af van de beslissing van die inschrijver om het betrokken perceel al dan niet uit te voeren tegen de prijs van de inschrijver die de economisch voordeligste inschrijving heeft ingediend. Deze voorwaarde maakt deel uit van de voorwaarden van de gunningsprocedure in het bestek van de aanbesteding. Wanneer de inschrijver die de op een na economisch voordeligste inschrijving heeft ingediend, niet bereid is zijn prijs aan die prijs aan te passen, is het aan de inschrijver die op de derde plaats staat in de rangschikking van de in de offertes voorgestelde prijzen, om hierover een standpunt in te nemen, en zo verder in de volgorde van de rangschikking van de offertes, zolang geen van de inschrijvers bereid is zijn prijs aan te passen aan de aanbiedingsprijs van de inschrijver die de economisch voordeligste inschrijving heeft ingediend. Indien alle inschrijvers gerangschikt van de tweede tot de laatste plaats weigeren dit perceel tegen deze prijs uit te voeren, worden aan de inschrijver die de economisch voordeligste inschrijving heeft ingediend, alle percelen van de opdracht gegund.

38      Geen van de beslissingen die kunnen worden genomen door de inschrijvers die van de tweede tot de laatste plaats zijn gerangschikt, houden een wijziging in van de offertes die zij vóór het verstrijken van de daartoe gestelde termijn hadden ingediend of een onderhandeling met de aanbestedende dienst. Geen enkele inschrijver heeft immers de mogelijkheid om door een wijziging van zijn offerte of door enige onderhandeling zijn plaats in de rangschikking of de prijs waartegen het contract voor een van de percelen van de opdracht zal worden gesloten, te wijzigen.

39      Uit een en ander volgt dat een wijze van plaatsing van een opdracht als die welke in het hoofdgeding aan de orde is – zonder dat daarbij de beginselen van gelijke behandeling en transparantie worden geschonden – valt onder het in artikel 46 van richtlijn 2014/24 bedoelde geval, te weten het geval waarin een aanbestedende dienst besluit een opdracht te gunnen in de vorm van afzonderlijke percelen, waarbij in de aanbestedingsstukken wordt aangegeven of het is toegestaan een inschrijving in te dienen voor één perceel, voor meerdere percelen of voor alle percelen en wordt vermeld welke objectieve en niet-discriminerende criteria bij de gunning van de percelen worden toegepast.

40      In dit verband is de omstandigheid dat het in casu gaat om een openbare aanbestedingsprocedure in de zin van artikel 27 van deze richtlijn, niet van belang, aangezien de overwegingen in de punten 33 tot en met 38 van het onderhavige arrest evenzeer van toepassing kunnen zijn in het kader van een niet-openbare procedure in de zin van artikel 28 van die richtlijn, wanneer de ondernemers die zijn uitgenodigd om een inschrijving in te dienen, hun respectieve prijsoffertes hebben ingediend.

41      Gelet op de voorgaande overwegingen moet op de voorgelegde vraag worden geantwoord dat artikel 18, lid 1, van richtlijn 2014/24 aldus moet worden uitgelegd dat de in die bepaling neergelegde beginselen van gelijke behandeling en transparantie er niet aan in de weg staan dat in het kader van een procedure voor het plaatsen van een overheidsopdracht die in percelen is verdeeld, aan de inschrijver die de op een na economisch voordeligste inschrijving heeft ingediend, overeenkomstig de in de aanbestedingsstukken vastgestelde voorwaarden, een perceel wordt gegund op voorwaarde dat hij ermee instemt met betrekking tot dit perceel het materiaal te leveren en de diensten te verrichten tegen dezelfde prijs als die welke is voorgesteld door de inschrijver die de economisch voordeligste inschrijving heeft ingediend en aan wie daarom een ander, groter perceel van die opdracht is gegund.

 Kosten

42      Ten aanzien van de partijen in het hoofdgeding is de procedure als een aldaar gerezen incident te beschouwen, zodat de verwijzende rechter over de kosten heeft te beslissen. De door anderen wegens indiening van hun opmerkingen bij het Hof gemaakte kosten komen niet voor vergoeding in aanmerking.

Het Hof (Vierde kamer) verklaart voor recht:

Artikel 18, lid 1, van richtlijn 2014/24/EU van het Europees Parlement en de Raad van 26 februari 2014 betreffende het plaatsen van overheidsopdrachten en tot intrekking van richtlijn 2004/18/EG

moet aldus worden uitgelegd dat

de in die bepaling neergelegde beginselen van gelijke behandeling en transparantie er niet aan in de weg staan dat in het kader van een procedure voor het plaatsen van een overheidsopdracht die in percelen is verdeeld, aan de inschrijver die de op een na economisch voordeligste inschrijving heeft ingediend, overeenkomstig de in de aanbestedingsstukken vastgestelde voorwaarden, een perceel wordt gegund op voorwaarde dat hij ermee instemt met betrekking tot dit perceel het materiaal te leveren en de diensten te verrichten tegen dezelfde prijs als die welke is voorgesteld door de inschrijver die de economisch voordeligste inschrijving heeft ingediend en aan wie daarom een ander, groter perceel van die opdracht is gegund.

ondertekeningen


*      Procestaal: Deens.