Language of document :

Hogere voorziening ingesteld op 30 november door Belgacom International Carrier Services tegen het arrest van het Gerecht (Tweede kamer – uitgebreid) van 20 september 2023 in de gevoegde zaken T-266/16, T-324/16, T-351/16, T-363/16, T-371/16 en T-388/16, Capsugel Belgium e.a. / Commissie

(Zaak C-739/23 P)

Procestaal: Engels

Partijen

Rekwirante: Belgacom International Carrier Service (vertegenwoordigers: C. Borgers, B. Buytaert en H. Vanhulle, advocaten, B. Meyring, Rechtsanwalt)

Andere partij in de procedure: Europese Commissie

Conclusies

Rekwirante verzoekt het Hof:

het bestreden arrest te vernietigen en besluit (EU) 2016/1699 van de Commissie van 11 januari 2016 betreffende de staatssteunregeling inzake vrijstelling van overwinst SA.37667 (2015/C) (ex 2015/NN) door België ten uitvoer gelegd1 (hierna: „litigieus besluit”) nietig te verklaren; of

zekerheidshalve, en voor het geval het Hof van oordeel zou zijn dat het geen uitspraak kan doen over de nietigverklaring van het litigieuze besluit, het bestreden arrest te vernietigen en de zaak terug te verwijzen naar het Gerecht; en in ieder geval,

de Commissie te verwijzen in de kosten.

Middelen en voornaamste argumenten

Rekwirante baseert haar hogere voorziening op vier middelen.

Ten eerste heeft het Gerecht blijk gegeven van een onjuiste rechtsopvatting door zijn eigen afwijkende uitlegging van het Belgische recht in de plaats te stellen van de uitlegging van het Belgische recht door de bevoegde Belgische autoriteiten en rechterlijke instanties.

Ten tweede heeft het Gerecht de feiten en/of het bewijs onjuist opgevat. Bij de beoordeling of de vrijstelling van overwinst een inherent onderdeel van de Belgische vennootschapsbelastingregels was, heeft het Gerecht willekeurig nagelaten om rekening te houden met alle relevante factoren. In het bijzonder heeft het de relevante praktijk van de nationale autoriteiten en rechterlijke instanties genegeerd, zonder enige objectieve reden of rechtvaardiging aan te voeren.

Ten derde heeft het Gerecht blijk gegeven van een onjuiste rechtsopvatting door te oordelen dat in het litigieuze besluit het bestaan van een voordeel was aangetoond.

Ten vierde heeft het Gerecht blijk gegeven van een onjuiste rechtsopvatting en het bewijs verdraaid bij de beoordeling van de selectiviteit van de regeling inzake vrijstelling van overwinst.

____________

1 PB 2016, L 260, blz. 61.