Language of document :

Hogere voorziening ingesteld op 12 januari 2009 door Georgi Kerelov tegen de beschikking van het Gerecht voor ambtenarenzaken van 12 december 2007 in zaak F-110/07, Kerelov / Commissie

(Zaak T-100/08 P)

Procestaal: Frans

Partijen

Rekwirant: Georgi Kerelov (Pazardzhik, Bulgarije) (vertegenwoordiger: A. Kerelov, advocaat)

Andere partij bij de procedure: Commissie van de Europese Gemeenschappen

Conclusies

de beschikking van het Gerecht voor ambtenarenzaken van de Europese Unie van 12 december 2007 in zaak F-110/07, Kerelov/Commissie, vernietigen;

de door rekwirant in eerste aanleg ingediende vorderingen toewijzen;

de verwerende partij verwijzen in alle kosten.

Middelen en voornaamste argumenten

Met deze hogere voorziening vordert rekwirant vernietiging van de beschikking van het Gerecht voor ambtenarenzaken van 12 december 2007 in de zaak Kerelov/Commissie, F-110/07, waarbij kennelijk niet-ontvankelijk is verklaard het beroep dat rekwirant had ingesteld tegen het besluit van de directeur van het Europees bureau voor personeelsselectie (EPSO) om hem geen informatie en stukken te geven over algemeen vergelijkend onderzoek EPSO/AD/46/06.

Tot staving van zijn hogere voorziening voert rekwirant een aantal middelen aan ontleend aan of strekkende tot:

schending van het beginsel van de administratieve procedure, daar het Gerecht heeft geoordeeld dat in het inleidend verzoekschrift de middelen rechtens ontbraken, zonder evenwel ambtshalve te onderzoeken of het in eerste aanleg bestreden besluit wettig was zonder zich te beperken tot de door rekwirant aangevoerde grieven;

schending van het "recht op een rechter" en van het beginsel van onpartijdigheid van het Gerecht, daar het Gerecht rekwirants beroep kennelijk niet-ontvankelijk heeft verklaard zonder hem de gelegenheid te bieden zijn beroep te regulariseren en dit in een stadium waarin rekwirant geen nieuw beroep meer kon instellen, daar de beroepstermijn was verstreken;

schending van het beginsel om zijn zaak aan een rechter voor te leggen en van het openbare karakter van de procedure, daar geen terechtzitting heeft plaatsgevonden;

schending van het beginsel van een eerlijk proces, daar het Gerecht rekwirant niet heeft gehoord over de niet-ontvankelijkheid van zijn beroep;

schending van artikel 21, eerste alinea, van het Statuut van het Hof van Justitie en van artikel 44, lid 1, sub c, van het Reglement voor de procesvoering van het Gerecht van eerste aanleg, daar het Gerecht in feite een "regel van kristallisatie van het debat op tegenspraak" heeft ingevoerd, door te oordelen dat het verzoekschrift geen middelen rechtens bevatte;

ambtshalve onderzoek van elke andere schending van de toepasselijke regels die het Gerecht zou hebben kunnen begaan.

____________