Language of document :

Beroep ingesteld op 13 februari 2006 - Duyster / Commissie

(Zaak F-18/06)

Procestaal: Nederlands

Partijen

Verzoekster: Tinike Duyster (Oetrange, Luxemburg) (vertegenwoordiger: W. H. A. M. van den Muijsenbergh, advocaat)

Verweerster: Commissie van de Europese Gemeenschappen

Conclusies van verzoekster

nietig te verklaren het besluit van 17 november 2005 van het Tot Aanstelling Bevoegde Gezag (TABG) om verzoekster van 8 november 2004 tot een niet nader genoemde datum met ouderschapsverlof te sturen;

het besluit van het TABG van 6 april 2005 nietig te verklaren;

nietig te verklaren het besluit tot verlening van ouderschapsverlof van 1 november 2004 tot en met 30 april 2005, en/of de salarisstrook van november 2004, en/of het besluit van de Commissie van 30 november 2004 om geen rekening te houden met het verzoek tot uitstel of intrekking van ouderschapsverlof;

vast te stellen dat verzoekster van 1 (of 8) november 2004 tot en met 30 april 2005 alle materiële rechten heeft die aan actieve dienst van de ambtenaar zijn verbonden, en dat derhalve met terugwerkende kracht bezoldiging volgens haar rang en graad aan haar moet worden betaald;

vast te stellen dat deze bezoldiging moet worden betaald met een rentevergoeding wegens achterstallige betaling;

vast te stellen dat verzoekster alsnog het ouderschapsverlof kan aanvragen (zelfs indien haar zoon nadat het arrest van kracht wordt ouder dan 12 jaar is of bijna ouder dan 12 jaar), nu het niet goedkeuren van de aanvraag die was ingediend aan de Commissie is te wijten; of subsidiair, dat, nu het niet kunnen opnemen van ouderschapsverlof aan de Commissie te wijten is, haar daarvoor een schadevergoeding moet worden betaald die overeenkomt met het verlies aan uitkeringen voor ouderschapsverlof, verzekeringen, dienstanciënniteit, pensioenopbouw, beoordelingsrapporten en bevorderingsmogelijkheden; of nog meer subsidiair, dat over de niet opgenomen periode van ouderschapsverlof haar een schadevergoeding moet worden betaald die overeenkomst met het verlies aan ouderschapsvergoeding, verzekering en pensioenrechten;

verweerster te veroordelen om aan verzoekster een schadevergoeding te betalen wegens materiële en immateriële schade als gevolg van het besluit van 17 november 2005, die op 4 000 euro respectievelijk 5 000 euro wordt geschat;

verweerster te veroordelen om verzoekster een schadevergoeding van 2 500 euro te betalen als vergoeding voor de onzekerheid bij verzoekster omtrent haar ambtelijke status en de uit de onzekerheid voortvloeiende immateriële nadelen;

verzoekster te vergoeden voor de waarde van ouderschapsverlof over zeven dagen;

verweerster te verwijzen in de kosten van de procedure.

Middelen en voornaamste argumenten

In het kader van zaak F-51/051 heeft verzoekster reeds het feit betwist, dat de Commissie haar met ouderschapsverlof heeft gestuurd voor de periode van 1 november 2004 tot 30 april 2005. In de onderhavige zaak komt zij op tegen het inmiddels genomen besluit van het TABG van 17 november 2005, waarbij is vastgesteld dat het ouderschapsverlof een aanvang nam op 8 november 2004.

Tot staving van haar beroep voert verzoekster aan dat het besluit van 17 november 2005 niet voldoet aan de eisen die het EG-Verdrag, het Statuut, en een aantal rechtsbeginselen stellen. Verzoekster stelt in het bijzonder dat het besluit, i) onjuistheden bevat, zoals bijvoorbeeld een onjuiste vermelding van een zaak bij het Gerecht van eerste aanleg; ii) onduidelijk is, om meerdere redenen zoals onder meer het feit dat niet is vermeld op welke klacht van verzoekster werd beslist, het ontbreken van een einddatum van het ouderschapsverlof en het ontbreken van enige beschrijving van de consequenties van het besluit; iii) in strijd met artikel 21 EG in een andere taal dan die van verzoekster is gesteld; iv) geen rechtsgrondslag noemt; v) tegenstrijdigheden bevat; vi) onvoldoende is gemotiveerd; vii) met terugwerkende kracht is genomen terwijl in het geheel geen aanvraag voor ouderschapsverlof voor beslissing open stond; viii) geen rekening houdt met het feit dat de oorspronkelijke beslissingen van het TABG voor de volledige periode onrechtmatig waren; ix) geen rekening houdt met het verzoek om uitstel van ouderschapsverlof.

Bovendien creëren de bewoordingen van het bestreden besluit de indruk van een onduidelijke situatie welke tenminste gedeeltelijk aan verzoekster te wijten zou zijn, terwijl zij juist zeer zorgvuldig handelde en zeer veel stukken heeft overgelegd.

____________

1 - PB C 217 van 3.9.2005 (deze zaak was aanvankelijk onder nummer T-249/05 bij het Gerecht van eerste aanleg van de Europese Gemeenschappen ingeschreven; zij is bij beschikking van 15.12.2005 aan het Gerecht voor ambtenarenzaken van de Europese Unie overgedragen).