Language of document :

Beroep ingesteld op 17 februari 2010 - British Sugar / Commissie

(Zaak T-86/10)

Procestaal: Engels

Partijen

Verzoekende partij: British Sugar plc (Londen, Verenigd Koninkrijk) (vertegenwoordigers: K. Lasok, QC, G. Facenna, Barrister, W. Robinson, P. Doris en D. Das, Solicitors)

Verwerende partij: Europese Commissie

Conclusies

de bestreden handeling nietig verklaren;

de Commissie verwijzen in de door verzoekster in het kader van onderhavige zaak gemaakte juridische en andere kosten en uitgaven.

Middelen en voornaamste argumenten

Verzoekster vordert de nietigverklaring van verordening (EG) nr. 1193/2009 van de Commissie van 3 november 2009 houdende rectificatie van de verordeningen (EG) nr. 1762/2003, (EG) nr. 1775/2004, (EG) nr. 1686/2005 en (EG) nr. 164/2007 en houdende vaststelling van de bedragen van de productieheffingen in de sector suiker voor de verkoopseizoenen 2002/2003, 2003/2004, 2004/2005 en 2005/2006.1

Ter onderbouwing van haar vordering voert verzoekster volgende middelen aan.

Ten eerste stelt zij dat de Commissie niet de maatregelen heeft vastgesteld die noodzakelijk zijn om zich te voegen naar de rechtspraak van het Hof in de zaken Jülich2 en SAFBA3, waarbij het Hof de verordeningen (EG) nr. 1762/2003, (EG) nr. 1775/2004 en (EG) nr. 1686/20054 van de Commissie ongeldig heeft verklaard. Verzoekster stelt dat de Commissie ingevolge de arresten Jülich en SAFBA verplicht en bijgevolg bevoegd was om de maatregelen vast te stellen die noodzakelijk zijn om de in die arresten vastgestelde onwettigheid recht te zetten. Deze verplichting en deze bevoegdheid waren beperkt tot het vaststellen van de maatregelen die noodzakelijk waren om de terugbetaling te verzekeren aan de betrokken personen (waaronder verzoekster) van de bedragen die zij onwettig hadden dienen te betalen in de betrokken verkoopsseizoenen. Deze bedragen waren en zijn volgens verzoekster identificeerbaar door de formule toe te passen die gehanteerd werd in de door het Hof ongeldig verklaarde verordeningen, mits de door het Hof vastgestelde fout wordt rechtgezet. Verzoekster betoogt daarom dat de Commissie, in strijd met deze verplichting en optredend buiten die bevoegdheid, de bestreden maatregel heeft vastgesteld, welke is aangetast door hetzelfde fundamentele gebrek op grond waarvan het Hof van Justitie de verordeningen (EG) nr. 1762/2003, (EG) nr. 1775/2004 en (EG) nr. 1686/2005 nietig heeft verklaard.

Ten tweede stelt verzoekster dat de berekeningswijze van de heffingen op suiker die in de bestreden handeling werd toegepast in tegenspraak is met 's Hofs rechtspraak in de zaak Jülich.

Ten derde voert verzoekster aan dat de Commissie niet bevoegd was om de bestreden handeling vast te stellen op grond van verordening (EG) nr. 1260/2001 omdat haars inziens:

deze verordening ingetrokken en niet van kracht was toen de bestreden handeling werd vastgesteld; en

als gevolg van het arrest in de zaak Jülich de Commissie niet bevoegd was om productieheffingen vast te stellen op een wijze die niet in overeenstemming is met artikel 15 van die verordening. Bij gebrek aan bevoegdheid ingevolge de arresten Jülich en SAFBA of ingevolge verordening nr. 1260/2001, ligt de bevoegdheid om productieheffingen vast te stellen bij de Raad krachtens wat thans artikel 43 VWEU is. Bijgevolg had de Commissie geen enkele bevoegdheid om de bestreden maatregel vast te stellen.

____________

1 - PB 2009 L 321, blz. 1.

2 - Gevoegde zaken C-5/06 en C-23/06 tot en met C-36/06, Zuckerfabrik Jülich, Jurispr. 2008 blz. I-3231.

3 - Gevoegde zaken C-175/07 tot C-184/07, SAFBA, Jurispr. 2008 blz. I-142.

4 - Verordening (EG) nr. 1686/2005 van de Commissie van 14 oktober 2005 tot vaststelling van de bedragen van de productieheffingen en de coëfficiënt voor de aanvullende heffing in de sector suiker voor het verkoopseizoen 2004/2005 (PB 2005 L 271, blz. 12).