Language of document : ECLI:EU:T:2014:608

Zaak T‑565/12

National Iranian Tanker Company

tegen

Raad van de Europese Unie

„Gemeenschappelijk buitenlands en veiligheidsbeleid – Beperkende maatregelen ten aanzien van Iran ter voorkoming van nucleaire proliferatie – Bevriezing van tegoeden – Motiveringsplicht – Beoordelingsfout – Werking in de tijd van de gevolgen van een nietigverklaring”

Samenvatting – Arrest van het Gerecht (Zevende kamer – uitgebreid) van 3 juli 2014

1.      Handelingen van de instellingen – Motivering – Verplichting – Omvang – Beperkende maatregelen ten aanzien van Iran – Bevriezing van de tegoeden van personen, entiteiten of lichamen die zich bezighouden met of medewerking verlenen aan nucleaire proliferatie – Besluit dat tot stand is gekomen in een context die de betrokkene bekend is, zodat deze de strekking van de hem betreffende maatregel kan begrijpen – Toelaatbaarheid van een beknopte motivering

(Art. 296 VWEU; besluit 2012/635/GBVB van de Raad; verordening nr. 945/12 van de Raad)

2.      Beroep tot nietigverklaring – Middelen – Ontbrekende of ontoereikende motivering – Ander middel dan een middel betreffende de materiële wettigheid

(Art. 263 VWEU en 296 VWEU)

3.      Europese Unie – Rechterlijk toezicht op de rechtmatigheid van handelingen van de instellingen – Beperkende maatregelen ten aanzien van Iran – Maatregelen die zijn vastgesteld in het kader van de strijd tegen nucleaire proliferatie – Omvang van het toezicht

(Art. 263 VWEU en 296 VWEU; Handvest van de grondrechten van de Europese Unie, art. 47; besluit 2012/635/GBVB van de Raad; verordening nr. 945/2012 van de Raad)

4.      Gemeenschappelijk buitenlands en veiligheidsbeleid – Beperkende maatregelen ten aanzien van Iran – Bevriezing van tegoeden van personen, entiteiten of lichamen die zich bezighouden met of medewerking verlenen aan nucleaire proliferatie – Gedraging die neerkomt op steun aan een dergelijke proliferatie – Geen

(Besluit 2012/635/GBVB van de Raad; verordening nr. 945/2012 van de Raad)

5.      Europese Unie – Rechterlijk toezicht op de rechtmatigheid van handelingen van de instellingen – Beperkende maatregelen ten aanzien van Iran – Maatregelen die zijn vastgesteld in het kader van de strijd tegen nucleaire proliferatie – Omvang van het toezicht – Beoordeling van de rechtmatigheid aan de hand van de gegevens die beschikbaar waren op het tijdstip van de vaststelling van het besluit

(Art. 263 VWEU en 296 VWEU; besluit 2012/635/GBVB van de Raad; verordening nr. 945/2012 van de Raad)

6.      Recht van de Europese Unie – Beginselen – Rechten van de verdediging – Recht op effectieve rechterlijke bescherming – Beperkende maatregelen ten aanzien van Iran – Bevriezing van tegoeden van personen, entiteiten of lichamen die zich bezighouden met of medewerking verlenen aan nucleaire proliferatie – Verplichting tot mededeling van de nieuwe elementen ten laste – Omvang

(Besluit 2012/635/GBVB van de Raad; verordening nr. 945/2012 van de Raad)

7.      Beroep tot nietigverklaring – Arrest houdende nietigverklaring – Gevolgen – Gedeeltelijke nietigverklaring van een verordening en een besluit betreffende de vaststelling van beperkende maatregelen ten aanzien van Iran – Inwerkingtreding van die nietigverklaring vanaf het verstrijken van de termijn voor hogere voorziening of de afwijzing daarvan

(Art. 264 VWEU en 266 VWEU; Statuut van het Hof van Justitie, art. 56, eerste alinea, en 60, tweede alinea; besluit 2012/635/GBVB van de Raad; verordening nr. 945/2012 van de Raad)

1.      Zie de tekst van de beslissing.

(cf. punten 35‑39, 43, 45, 47)

2.      Zie de tekst van de beslissing.

(cf. punt 46)

3.      Zie de tekst van de beslissing.

(cf. punten 55‑57)

4.      Besluit 2012/635 houdende wijziging van besluit 2010/413 betreffende beperkende maatregelen tegen Iran en uitvoeringsverordening nr. 945/2012 houdende uitvoering van verordening nr. 267/2012 betreffende beperkende maatregelen ten aanzien van Iran bepalen dat het criterium voor opname op de lijsten van personen op wie die maatregelen van toepassing zijn, het verlenen van financiële steun aan de Iraanse regering is en niet het verlenen van indirecte financiële steun.

In dat verband is het van belang dat de overgelegde informatie en bewijzen de tegen de betrokken persoon in aanmerking genomen redenen staven. De rechtmatigheid van de bestreden handelingen kan namelijk slechts worden beoordeeld aan de hand van de feitelijke en juridische gegevens op basis waarvan zij zijn vastgesteld. De loutere omstandigheid dat verzoekster als vervoerder betrokken is bij de Iraanse aardolie- en aardgasindustrie, één van de belangrijkste bronnen van inkomsten van de Iraanse regering, voldoet niet aan het juridische criterium betreffende het verlenen van financiële steun aan die regering.

(cf. punten 57, 58, 60)

5.      Zie de tekst van de beslissing.

(cf. punten 58, 62)

6.      Zie de tekst van de beslissing.

(cf. punt 62)

7.      Het nucleaire programma van de Islamitische Republiek Iran geeft aanleiding tot hevige bezorgdheid zowel op internationaal als op Europees vlak. Tegen die achtergrond heeft de Raad in het kader van de tenuitvoerlegging van resoluties van de Veiligheidsraad geleidelijk aan het aantal beperkende maatregelen tegen die staat uitgebreid teneinde te beletten dat activiteiten worden ontwikkeld die een gevaar vormen voor de vrede en de internationale veiligheid.

De aanpassing van de werking in de tijd van de gevolgen van de nietigverklaring van een beperkende maatregel kan bijgevolg worden gerechtvaardigd door de noodzaak om de doeltreffendheid van de beperkende maatregelen te waarborgen en uiteindelijk door dwingende overwegingen in verband met de veiligheid of de internationale betrekkingen van de Unie en haar lidstaten. Indien handelingen tot bevriezing van tegoeden ter voorkoming van nucleaire proliferatie met onmiddellijke ingang nietig zouden worden verklaard, zou verzoekster al haar tegoeden of een deel ervan buiten de Unie kunnen brengen zodat de doeltreffendheid van besluiten tot bevriezing van tegoeden die de Raad in de toekomst eventueel jegens verzoekster zou vaststellen, op ernstige en onomkeerbare wijze wordt aangetast.

(cf. punten 74‑77, dictum 3)