Language of document : ECLI:EU:T:2007:66

Zaak T‑336/04

TV Danmark A/S en Kanal 5 Denmark Ltd

tegen

Commissie van de Europese Gemeenschappen

„Vertrouwelijkheid”

Samenvatting van de beschikking

1.      Procedure – Interventie – Toezending van processtukken aan interveniënten – Afwijking

(Reglement voor de procesvoering van het Gerecht, art. 116, lid 2; instructies voor de griffier van het Gerecht, art. 5, lid 4, eerste alinea; praktische aanwijzingen van het Gerecht voor de partijen, afdeling VIII, punten 2 en 3)

2.      Procedure – Interventie – Toezending van processtukken aan interveniënten – Afwijking

(Reglement voor de procesvoering van het Gerecht, art. 116, lid 2; instructies voor de griffier van het Gerecht, art. 5, lid 4, eerste alinea; praktische aanwijzingen van het Gerecht voor de partijen, afdeling VIII, punten 2 en 3)

1.      In artikel 116, lid 2, van het Reglement voor de procesvoering van het Gerecht is het beginsel neergelegd dat alle aan de partijen betekende processtukken moeten worden toegezonden aan de interveniënten. Enkel bij wege van afwijking van dit beginsel voorziet de tweede zin van deze bepaling in de mogelijkheid om bepaalde processtukken vertrouwelijk te behandelen, waardoor de verplichting tot toezending aan de interveniënten ten aanzien van die stukken vervalt.

Om te kunnen beoordelen onder welke voorwaarden bepaalde stukken voor vertrouwelijke behandeling in aanmerking komen, moet voor elk processtuk of voor elke passage uit een processtuk waarvoor om vertrouwelijke behandeling wordt verzocht, het rechtmatige belang van de verzoeker om een aanzienlijke aantasting van zijn commerciële belangen te voorkomen, worden afgewogen tegen het even rechtmatige belang van de interveniënten om over alle informatie te beschikken die zij nodig hebben om hun rechten ten volle te doen gelden en hun standpunt voor de gemeenschapsrechter uiteen te zetten.

Bovendien wordt in artikel 5, lid 4, eerste alinea, van de instructies voor de griffier van het Gerecht van eerste aanleg van 3 maart 1994 bepaald dat in een verzoekschrift om vertrouwelijke behandeling de gegevens of passages waarvoor vertrouwelijke behandeling wordt gevraagd, nauwkeurig moeten worden aangeduid en dat ten aanzien van elk van die gegevens of passages de vertrouwelijkheid moet worden gemotiveerd. In afdeling VIII, punten 2 en 3, van de praktische aanwijzingen van het Gerecht voor de partijen van 14 maart 2002 wordt gepreciseerd dat een verzoek dat niet voldoende nauwkeurig is geformuleerd, niet in aanmerking kan worden genomen en dat een verzoek om vertrouwelijke behandeling nauwkeurig de betrokken gegevens of passages moet aangeven en voor elk van die gegevens of passages bondig moet meedelen waarom zij geheim of vertrouwelijk zijn.

Hieruit volgt dat een verzoek om vertrouwelijke behandeling waarin de gegevens waarop dit verzoek betrekking heeft niet voldoende nauwkeurig zijn aangegeven, niet zal worden ingewilligd. Ook volgt hieruit dat rekening zal worden gehouden met het summiere karakter van de motivering die is gegeven ter ondersteuning van een verzoek om vertrouwelijke behandeling in die gevallen waarin uit het onderzoek van de gegevens waarop dit verzoek betrekking heeft onvoldoende duidelijk blijkt of deze gegevens een vertrouwelijk karakter hebben. Deze overweging geldt in het belang van een goede rechtsbedeling temeer in het geval waarin de gevraagde vertrouwelijke behandeling een aanzienlijk aantal gegevens betreft.

De bezwaren die de interveniënten tegen de vertrouwelijke behandeling opwerpen moeten op hun beurt specifieke onleesbaar gemaakte gegevens in de processtukken betreffen en de redenen vermelden waarom de vertrouwelijke behandeling ten aanzien van die gegevens moet worden geweigerd. Het verzoek om vertrouwelijke behandeling moet derhalve worden ingewilligd voor zover het gegevens betreft waaromtrent geen, of geen expliciete en specifieke, bezwaren zijn opgeworpen.

(cf. punten 39‑45)

2.      Zolang een interveniënt de daartoe door het Gerecht gestelde termijnen in acht neemt, kan hem niet het recht worden ontnomen om bezwaren op te werpen tegen een verzoek om vertrouwelijke behandeling van bepaalde gegevens in een processtuk op grond dat hij niet tijdig is opgekomen tegen de vertrouwelijke behandeling van diezelfde gegevens toen deze werden overgelegd in een eerdere fase van de procedure.

(cf. punt 50)