Language of document :

Beschikking van het Gerecht van 11 januari 2024 – TO/EEA

(Zaak T-417/23)1

(„Ambtenarenzaken – Arbeidscontractanten – Salaris – Inrichtingsvergoeding – Uitvoering van een arrest van het Gerecht – Beslissing niet tijdig betwist – Voorwaardelijke verbintenis in het kader van een minnelijke schikking – Verzoek tot betaling van de inrichtingsvergoeding op grond van artikel 90, lid 1, van het Statuut – Niet-ontvankelijkheid – Verzoek tot het geven van een bevel – Kennelijke onbevoegdheid”)

Procestaal: Frans

Partijen

Verzoekende partij: TO (vertegenwoordiger: É. Boigelot, advocaat)

Verwerende partij: Europees Milieuagentschap (vertegenwoordigers: O. Cornu, gemachtigde, bijgestaan door B. Wägenbaur, advocaat)

Voorwerp

Met zijn beroep krachtens artikel 270 VWEU vordert verzoekster in wezen in de eerste plaats dat het Europees Milieuagentschap (AEE) wordt veroordeeld tot betaling van, ten eerste, een bedrag van 2 950 EUR, dat overeenkomt met het voorschot op de inrichtingsvergoeding dat in mindering is gebracht op de bedragen die haar zijn betaald ter uitvoering van het arrest van 11 juni 2019, (T-462/17, niet-gepubliceerd, EU:T:2019:397), vermeerderd met een jaarlijkse interest van 5 % sinds 1 augustus 2019 en, ten tweede, een bedrag van 22 000 EUR schadevergoeding voor de door haar geleden materiële en morele schade, en in de tweede plaats dat het AEE een verklaring geeft waaruit zij kan opmaken waar de extra inhouding van 500 EUR op haar salarisafrekening voor augustus 2019 mee overeenkomt en, in voorkomend geval, dat het dit bedrag terugbetaalt als deze inhouding ongegrond was.

Dictum

Het beroep wordt verworpen deels omdat het Gerecht kennelijk onbevoegd is om ervan kennis te nemen, deels omdat het niet-ontvankelijk is en deels omdat het kennelijk rechtens ongegrond is.

TO wordt verwezen in de kosten.

____________

1     PB C, C/2023/50 van 9.10.2023.