Language of document :

Mededeling in het PB

 

Beroep, op 4 augustus 2004 ingesteld door Vladimir Boucek tegen Commissie van de Europese Gemeenschappen

(Zaak T-318/04)

Procestaal: Duits

Bij het Gerecht van eerste aanleg van de Europese Gemeenschappen is op 4 augustus 2004 beroep ingesteld tegen de Commissie van de Europese Gemeenschappen door Vladimir Boucek, wonende te Praag (Tsjechische Republiek), vertegenwoordigd door Libuse Krafftova.

Verzoeker concludeert dat het het Gerecht behage:

─    de beschikking van 29 maart 2004 betreffende de niet-toelating van verzoeker tot het schriftelijk onderdeel van het in Publicatieblad C 120 A/13 vermelde vergelijkend onderzoek, nietig te verklaren;

─    verzoeker in de situatie te brengen waarin hij zich vóór de beschikking tot niet-toelating van 29 maart 2004 bevond;

─    verweerster te verwijzen in de kosten.

Middelen en voornaamste argumenten

Verzoeker heeft zich aangemeld voor het vergelijkend onderzoek EPSO/A/2/03 voor de opstelling van een reservelijst van adjunct-administrateurs (A 8) met de Tsjechische nationaliteit. Volgens de mededeling betreffende het vergelijkend onderzoek diende de aanmelding plaats te vinden via internet. Bij de aangevochten beschikking is de aanmelding van verzoeker afgewezen op grond dat hij zich niet binnen de gestelde termijn schriftelijk heeft aangemeld.

Verzoeker vecht deze beschikking aan. Hij voert aan dat verweerster bij de bekendmaking van de resultaten van de eerste selectieproef en de daarmee gepaard gaande verzoeken, verweerster binnen een termijn van drie weken persoonlijke documenten te doen toekomen, bij uitzondering geen emailbericht aan de kandidaten heeft verstuurd, zoals zij in alle andere fasen van de selectieprocedure heeft gedaan. Het kan daarom alleen maar als een discontinuïteit, een onevenredigheid of een ernstige procedurefout worden aangemerkt.

Voorts voert verzoeker aan dat een aantal gekwalificeerde kandidaten, die door omstandigheden de vastgestelde termijn niet konden respecteren, willekeurig en met een oneigenlijk oogmerk zijn uitgesloten. De lengte van de termijn van minder dan drie weken stond in geen verhouding tot de totale duur van de procedure van negen maanden. Verweerster heeft het belang van deze fase van de selectieprocedure onvoldoende in acht genomen en verzuimd de juist maatregelen te nemen om alle tot dan toe succesvolle kandidaten van de termijn op de hoogte te stellen. Daarmee heeft zij haar discretionaire bevoegdheid misbruikt.

____________