Language of document : ECLI:EU:C:2020:708

Gevoegde zaken C807/18 en C39/19

Telenor Magyarország Zrt.

tegen

Nemzeti Média- és Hírközlési Hatóság Elnöke

(verzoeken om een prejudiciële beslissing, ingediend door de Fővárosi Törvényszék)

 Arrest van het Hof (Grote kamer) van 15 september 2020

„Prejudiciële verwijzing – Elektronische communicatie – Verordening (EU) 2015/2120 – Artikel 3 – Open-internettoegang – Artikel 3, lid 1 – Rechten van eindgebruikers – Recht om toegang te krijgen tot toepassingen en diensten en deze te gebruiken – Recht om toepassingen en diensten aan te bieden – Artikel 3, lid 2 – Verbod op overeenkomsten en commerciële praktijken die de uitoefening van de rechten van eindgebruikers beperken – Begrippen ‚overeenkomsten’, ‚commerciële praktijken’, ‚eindgebruikers’ en ‚consumenten’ – Beoordeling van het bestaan van een beperking van de uitoefening van de rechten van eindgebruikers – Modaliteiten – Artikel 3, lid 3 – Verplichting tot gelijke en niet-discriminerende behandeling van het verkeer – Mogelijkheid om redelijke verkeersbeheersmaatregelen te treffen – Verbod op maatregelen die het verkeer blokkeren en vertragen – Uitzonderingen – Commerciële praktijken bestaande in het aanbieden van pakketten waarbij klanten die zich hierop abonneren, een bundel kopen die hun het recht geeft een bepaald datavolume onbeperkt te gebruiken zonder dat het gebruik van bepaalde specifieke toepassingen en diensten die onder een ‚nultarief’ vallen, daarop in mindering wordt gebracht, en waarbij zij, wanneer dit datavolume is opgebruikt, deze specifieke toepassingen en diensten kunnen blijven gebruiken, terwijl het verkeer voor de andere toepassingen en diensten wordt geblokkeerd of vertraagd”

1.        Harmonisatie van wetgevingen – Telecommunicatiesector – Elektronische-communicatienetwerken en -diensten – Maatregelen betreffende open-internettoegang – Verordening 2015/2120 – Rechten van eindgebruikers – Verbod op overeenkomsten en commerciële praktijken die de uitoefening van deze rechten beperken – Aanbieder van internettoegangsdiensten die pakketten met bevoorrechte toegang tot bepaalde specifieke toepassingen en diensten aanbiedt – Toepassing van een „nultarief” voor deze specifieke toepassingen en diensten – Toepassing door de aanbieder van maatregelen om het verkeer in verband met het gebruik van andere beschikbare toepassingen en diensten te blokkeren of te vertragen wanneer het gekochte datavolume is opgebruikt – Ontoelaatbaarheid

(Verordening 2015/2120 van het Europees Parlement en de Raad, art. 3, leden 1 en 2)

(zie punten 27‑46, 54 en dictum)

2.        Harmonisatie van wetgevingen – Telecommunicatiesector – Elektronische-communicatienetwerken en -diensten – Maatregelen betreffende open-internettoegang – Verordening 2015/2120 – Verplichtingen van aanbieders van internettoegangsdiensten – Gelijke en niet-discriminerende behandeling van het verkeer – Aanbieder van internettoegangsdiensten die pakketten met bevoorrechte toegang tot bepaalde specifieke toepassingen en diensten aanbiedt – Toepassing van een „nultarief” voor deze specifieke toepassingen en diensten – Toepassing door de aanbieder van maatregelen om het verkeer in verband met het gebruik van andere beschikbare toepassingen en diensten te blokkeren of te vertragen wanneer het gekochte datavolume is opgebruikt – Ontoelaatbaarheid

(Verordening 2015/2120 van het Europees Parlement en de Raad, art. 3, lid 3)

(zie punten 47‑54 en dictum)

Samenvatting

Het Hof legt voor het eerst de verordening van de Unie uit waarin de „neutraliteit van het internet” is verankerd

De in lid 3 van deze verordening bedoelde vereisten inzake bescherming van de rechten van internetgebruikers en niet-discriminerende behandeling van het verkeer verzetten zich ertegen dat een aanbieder van internettoegangsdiensten bepaalde toepassingen en diensten bevoordeelt door middel van pakketten die voor deze toepassingen en diensten een „nultarief” aanbieden, terwijl het gebruik van andere toepassingen en diensten wordt geblokkeerd of vertraagd

De in Hongarije gevestigde vennootschap Telenor biedt onder andere internettoegangsdiensten aan. De aan haar klanten aangeboden diensten omvatten twee pakketten met bevoorrechte toegang (tegen een „nultarief”), die de bijzonderheid vertonen dat voor het dataverkeer van en naar bepaalde specifieke diensten en toepassingen geen dataverbruik in mindering wordt gebracht op het door de klanten gekochte datavolume. Voorts kunnen de klanten, wanneer dit datavolume is opgebruikt, deze specifieke toepassingen en diensten onbeperkt blijven gebruiken, terwijl het verkeer voor de andere beschikbare toepassingen en diensten wordt geblokkeerd of vertraagd.

Nadat de Hongaarse media-autoriteit twee procedures had ingeleid om te toetsen of deze twee pakketten stroken met verordening 2015/2120 tot vaststelling van maatregelen betreffende open-internettoegang(1), stelde zij bij twee besluiten vast dat deze pakketten niet voldeden aan de in artikel 3, lid 3, van deze verordening bedoelde verplichting tot gelijke en niet-discriminerende behandeling van het verkeer en dat Telenor deze niet langer mocht aanbieden.

De Fővárosi Törvényszék (rechter voor de agglomeratie Boedapest, Hongarije), waarbij Telenor twee beroepen heeft ingesteld, heeft besloten het Hof prejudiciële vragen voor te leggen over de uitlegging en toepassing van de leden 1 en 2 van artikel 3 van verordening 2015/2120, die eindgebruikers van internettoegangsdiensten een bepaald aantal rechten(2) waarborgen en aanbieders van dergelijke diensten verbieden om overeenkomsten te sluiten of commerciële praktijken te hanteren die de uitoefening van deze rechten inperken, en van lid 3 van dit artikel, dat een algemene verplichting tot gelijke en niet-discriminerende behandeling van het verkeer oplegt.

In zijn arrest van 15 september 2020 heeft de Grote kamer van het Hof verordening 2015/2120, waarin het essentiële beginsel van open internet (beter bekend als „netneutraliteit”) is verankerd, voor het eerst uitgelegd.

Wat in de eerste plaats de uitlegging betreft van artikel 3, lid 2, van verordening nr. 2015/2120, gelezen in samenhang met artikel 3, lid 1, van deze verordening, heeft het Hof opgemerkt dat volgens laatstgenoemde bepaling de hierbij aan eindgebruikers van internettoegangsdiensten gewaarborgde rechten moeten worden uitgeoefend „via hun internettoegangsdienst”, en dat eerstgenoemde bepaling vereist dat een dergelijke dienst geen beperking van de uitoefening van deze rechten inhoudt. Voorts volgt uit artikel 3, lid 2, van die verordening dat de diensten van een bepaalde aanbieder van internettoegang door de nationale regelgevende autoriteiten(3) en onder toezicht van de bevoegde nationale rechterlijke instanties moeten worden beoordeeld in het licht van dit vereiste, waarbij rekening moet worden gehouden met zowel de overeenkomsten tussen deze aanbieder en de eindgebruikers als de commerciële praktijken van die aanbieder.

In deze context heeft het Hof, na een aantal algemene verduidelijkingen te hebben gegeven over de betekenis van de begrippen „overeenkomsten”, „commerciële praktijken” en „eindgebruikers”(4) in verordening 2015/2120, geoordeeld dat de sluiting van overeenkomsten waarbij bepaalde klanten zich abonneren op pakketten die een nultarief combineren met maatregelen waarbij het verkeer dat verband houdt met het gebruik van andere diensten en toepassingen dan de specifieke diensten en toepassingen die onder dat „nultarief” vallen, wordt geblokkeerd of vertraagd, op een wezenlijk deel van de markt de uitoefening van de rechten van de eindgebruikers kan beperken in de zin van artikel 3, lid 2, van deze verordening. Dergelijke pakketten kunnen het gebruik van de bevoorrechte toepassingen en diensten namelijk doen toenemen en tegelijkertijd het gebruik van andere beschikbare toepassingen en diensten doen afnemen, gelet op de maatregelen waarmee de aanbieder van internettoegangsdiensten laatstgenoemd gebruik technisch gezien moeilijker of zelfs onmogelijk maakt. Daarbij komt dat, hoe meer klanten dergelijke overeenkomsten sluiten, des te groter de kans is dat het gecombineerde effect van deze overeenkomsten, gelet op de omvang ervan, een ernstige beperking van de uitoefening van de rechten van de eindgebruikers oplevert of zelfs de essentie zelf van deze rechten ondermijnt.

Wat in de tweede plaats de uitlegging van artikel 3, lid 3, van verordening 2015/2120 betreft, heeft het Hof opgemerkt dat voor de vaststelling van een onverenigbaarheid met deze bepaling niet hoeft te worden beoordeeld of de maatregelen om het verkeer te blokkeren of te vertragen invloed hebben op de uitoefening van de rechten van eindgebruikers. Deze bepaling voorziet namelijk niet in een dergelijk vereiste waaraan zou moeten worden getoetst of aan de daarin opgenomen algemene verplichting tot gelijke en niet-discriminerende behandeling van het verkeer wordt voldaan. Voorts heeft het Hof geoordeeld dat maatregelen om het verkeer te blokkeren of te vertragen die niet berusten op objectief verschillende technische kwaliteitsvereisten van bepaalde specifieke categorieën verkeer, maar op commerciële overwegingen, als zodanig onverenigbaar met die bepaling moeten worden geacht.

Pakketten zoals die welke zijn onderworpen aan het toezicht van de verwijzende rechter, kunnen dus in het algemeen zowel in strijd zijn met artikel lid 2, lid 3, als met artikel 2, lid 3, van verordening 2015/2120, waarbij dient te worden opgemerkt dat de bevoegde nationale autoriteiten en rechterlijke instanties deze pakketten meteen kunnen toetsen aan artikel 3, lid 3.


1      Verordening (EU) 2015/2120 van het Europees Parlement en de Raad van 25 november 2015 tot vaststelling van maatregelen betreffende open-internettoegang en tot wijziging van richtlijn 2002/22/EG inzake de universele dienst en gebruikersrechten met betrekking tot elektronische-communicatienetwerken en –diensten en verordening (EU) nr. 531/2012 betreffende roaming op openbare mobielecommunicatienetwerken binnen de Unie (PB 2015, L 310, blz. 1, met rectificatie in PB 2016, L 27, blz. 14).


2      Recht van eindgebruikers om toegang te krijgen tot toepassingen, inhoud en diensten en deze te gebruiken, maar ook om toepassingen, inhoud en diensten aan te bieden, en gebruik te maken van de eindapparatuur van hun keuze.


3      Op basis van artikel 5 van verordening 2015/2120.


4      Laatstgenoemd begrip omvat alle natuurlijke of rechtspersonen die gebruikmaken van of verzoeken om een openbare elektronische-communicatiedienst. Voorts omvat het zowel natuurlijke of rechtspersonen die gebruikmaken van of verzoeken om internettoegangsdiensten teneinde toegang te krijgen tot inhoud, toepassingen en diensten, als degenen die gebruikmaken van de toegang tot internet om inhoud, toepassingen en diensten aan te bieden.