Language of document :

Beroep ingesteld op 22 november 2016 – Netflix International en Netflix / Commissie

(Zaak T-818/16)

Procestaal: Engels

Partijen

Verzoekende partijen: Netflix International BV (Amsterdam, Nederland) en Netflix, Inc. (Los Gatos, Californië, Verenigde Staten) (vertegenwoordigers: C. Alberdingk Thijm, S. van Schaik en S. van Velze, advocaten)

Verwerende partij: Europese Commissie

Conclusies

De verzoekende partijen verzoeken het Gerecht:

het besluit van de Commissie van 1 september 2016 waarbij de wijziging van de Duitse wet houdende maatregelen ter bevordering van de Duitse filmproductie in de zevende versie ervan verenigbaar is verklaard met de interne markt1 , nietig te verklaren;

de Commissie te verwijzen in de kosten van de procedure.

Middelen en voornaamste argumenten

Ter ondersteuning van hun beroep voeren verzoeksters zes middelen aan.

Eerste middel: schending van de richtlijn audiovisuele mediadiensten (hierna: „AVMS-richtlijn”).2

De Commissie heeft artikel 13, lid 1, van de AVMS-richtlijn geschonden doordat zij heeft geoordeeld dat de Duitse maatregel verenigbaar is met dat artikel op basis van een uitlegging in het licht van de voorgestelde wijziging.

De Commissie heeft de artikelen 2, leden 1 en 2, en 3 van de AVMS-richtlijn geschonden doordat zij heeft geoordeeld dat de Duitse maatregel geen schending oplevert van het oorsprongslandbeginsel.

Tweede middel: schending van artikel 110 VWEU.

De Commissie heeft artikel 110 VWEU geschonden doordat zij heeft geoordeeld dat de Duitse maatregel geen discriminatie oplevert jegens leveranciers van audiovisuele mediadiensten die buiten Duitsland zijn gevestigd maar wier diensten op het Duitse publiek zijn gericht.

Derde middel: schending van artikel 56 VWEU.

De Commissie heeft artikel 56 VWEU geschonden doordat zij niet heeft onderzocht of de Duitse maatregel inbreuk maakt op de vrije dienstverrichting, hetgeen het geval is.

Vierde middel: schending van artikel 49 VWEU.

De Commissie heeft artikel 49 VWEU geschonden doordat zij niet heeft onderzocht of de Duitse maatregel inbreuk maakt op de vrijheid van vestiging, hetgeen het geval is.

Vijfde middel: schending van artikel 107 VWEU.

De Commissie heeft artikel 107 VWEU geschonden doordat zij heeft geoordeeld dat de Duitse maatregel een vorm van staatssteun is die kan worden gerechtvaardigd door een cultureel doel en die verenigbaar is met de interne markt.

Zesde middel: schending van wezenlijke vormvoorschriften.

De Commissie heeft wezenlijke vormvoorschriften geschonden doordat zij niet heeft voldaan aan de motiveringsvereisten die zijn neergelegd in artikel 296, lid 2, VWEU en zij inbreuk heeft gemaakt op het recht op behoorlijk bestuur zoals dit is vastgelegd in artikel 41 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie.

____________

1 Besluit (EU) 2016/2042 van de Commissie van 1 september 2016 betreffende de steunmaatregel SA.38418 – 2014/C (ex 2014/N) die Duitsland voornemens is ten uitvoer te leggen ten gunste van de filmproductie en filmdistributie (kennisgeving geschied onder nummer C(2016) 5551) (PB 2016, L 314, blz. 63).

2 Richtlijn 2010/13/EU van het Europees Parlement en de Raad van 10 maart 2010 betreffende de coördinatie van bepaalde wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen in de lidstaten inzake het aanbieden van audiovisuele mediadiensten (richtlijn audiovisuele mediadiensten) (PB 2010, L 95, blz. 1).