Language of document :

Hogere voorziening ingesteld op 8 april 2009 door de Commissie van de Europese Gemeenschappen tegen het arrest van het Gerecht voor ambtenarenzaken van 29 januari 2009 in zaak F-98/07, Petrilli / Commissie

(Zaak T-143/09 P)

Procestaal: Frans

Partijen

Rekwirante: Commissie van de Europese Gemeenschappen (vertegenwoordigers: D. Martin en B. Eggers, gemachtigden)

Andere partij bij de procedure: Nicole Petrilli (Sint-Stevens-Woluwe, België)

Conclusies

het arrest van het Gerecht voor ambtenarenzaken van 29 januari 2009 in zaak F-98/07, Petrilli, vernietigen, en

oordelen dat elke partij de eigen kosten van deze procedure en van die voor het Gerecht voor ambtenarenzaken zal dragen.

Middelen en voornaamste argumenten

In deze hogere voorziening vraagt de Commissie om vernietiging van het arrest van het Gerecht voor ambtenarenzaken van 29 januari 2009 in de zaak Petrilli/Commissie, F-98/07, waarbij het Gerecht nietig heeft verklaard het besluit van de Commissie van 20 juli 2007 houdende afwijzing van rekwirantes verzoek om verlenging van haar overeenkomst van arbeidscontractant voor hulptaken.

Tot staving van de hogere voorziening voert de Commissie drie middelen aan, ontleend aan:

het feit dat het Gerecht het beroep haars inziens niet-ontvankelijk had moeten verklaren, gelet op de omstandigheid dat het nietig verklaarde besluit geen daadwerkelijk en diepgaand heronderzoek van de persoonlijke situatie van de betrokkene inhield;

een verkeerde rechtsopvatting, daar het Gerecht heeft geoordeeld dat de regel van zes jaar, opgenomen in besluit C(2004)1597/6 van 28 april 2004 betreffende de maximumduur van gebruikmaking van niet-permanent personeel in de diensten van de Commissie1, in strijd is met artikel 88 van de regeling welke van toepassing is op de andere personeelsleden van de Europese Gemeenschappen;

een verkeerde rechtsopvatting, daar het Gerecht heeft geoordeeld dat de onwettigheid van de regel van zes jaar op zich volstaat om de Commissie niet-contractueel aansprakelijk te stellen, zonder daarnaast te onderzoeken of de Commissie de grenzen van haar ruime bevoegdheid bij de beoordeling van het belang van de dienst op ernstige en kennelijke wijze heeft overschreden door de overeenkomst van de betrokkene niet te verlengen.

____________

1 - Bekendgemaakt in Mededelingen van de administratie nr. 75-2004 van 24.6.2004