Language of document : ECLI:EU:T:2012:115

BESCHIKKING VAN HET GERECHT (Kamer voor hogere voorzieningen)

8 maart 2012

Zaak T‑126/11 P

Luigi Marcuccio

tegen

Europese Commissie

„Hogere voorziening – Openbare dienst – Ambtenaren – Sociale zekerheid – Vergoeding van ziektekosten – Bezwarend besluit – Stilzwijgende weigering – Motiveringsplicht – Hogere voorziening deels kennelijk ongegrond en deels kennelijk niet-ontvankelijk”

Betreft:      Hogere voorziening tegen het arrest van het Gerecht voor ambtenarenzaken van de Europese Unie (Enkelvoudige kamer) van 14 december 2010, Marcuccio/Commissie (F‑1/10), en strekkende tot gedeeltelijke vernietiging van dat arrest.

Beslissing:      De hogere voorziening wordt deels kennelijk niet-ontvankelijk en deels kennelijk rechtens ongegrond verklaard. De incidentele hogere voorziening wordt deels kennelijk niet-ontvankelijk en deels kennelijk rechtens ongegrond verklaard. Marcuccio zal zijn eigen kosten dragen en de kosten die de Europese Commissie in het kader van de hogere voorziening heeft gemaakt. Elke partij zal haar eigen kosten van de incidentele hogere voorziening dragen.

Samenvatting

1.      Hogere voorziening – Middelen – Controle door het Gerecht van de juridische kwalificatie van door het Gerecht voor ambtenarenzaken verrichte handelingen – Toelaatbaarheid

(Reglement voor de procesvoering van het Gerecht, art. 48, lid 2)

2.      Hogere voorziening – Middelen – Middel gericht tegen de beslissing van het Gerecht voor ambtenarenzaken omtrent de kosten – Niet-ontvankelijkheid in geval van afwijzing van alle andere middelen

(Statuut van het Hof van Justitie, bijlage I, art. 11, lid 2)

3.      Hogere voorziening – Middelen – Controle door het Gerecht van de door het Gerecht voor ambtenarenzaken verrichte beoordeling van bewijsmiddelen – Uitgesloten, behoudens geval van onjuiste opvatting

(Statuut van het Hof van Justitie, bijlage I, art. 11, lid 1)

4.      Ambtenaren – Bezwarend besluit – Motiveringsplicht – Volledig ontbreken van motivering – Regularisering na instelling van beroep – Ontoelaatbaarheid

(Ambtenarenstatuut, art. 25, tweede alinea)

1.      De juridische kwalificatie van een besluit door het Gerecht voor ambtenarenzaken, wanneer het bijvoorbeeld de vraag moet beantwoorden of een door de Commissie in antwoord op een verzoek om aanvullende vergoeding van ziektekosten opgestelde nota moet worden aangemerkt als een bezwarend besluit, vormt een rechtsvraag, die in het kader van de hogere voorziening kan worden opgeworpen.

(cf. punten 27 en 29)

Referentie:

Hof: 1 juni 1994, Commissie/Brazzelli Lualdi e.a., C‑136/92 P, Jurispr. blz. I‑1981, punt 49; 26 april 2007, Alcon/BHIM, C‑412/05 P, Jurispr. blz. I‑3569, punten 38‑40

Gerecht van eerste aanleg: 13 oktober 2008, Neophytou/Commissie, T‑43/07 P, JurAmbt. blz. I‑B‑1‑53 en II-B-1‑373, punt 45

2.      Uit artikel 11, lid 2, van bijlage I bij het Statuut van het Hof van Justitie volgt dat een hogere voorziening niet uitsluitend betrekking kan hebben op de verdeling en het bedrag van de kosten. Hieruit volgt dat wanneer alle andere middelen in hogere voorziening tegen een beslissing van het Gerecht voor ambtenarenzaken zijn afgewezen, de conclusies betreffende de gestelde onregelmatigheid van de beslissing van dat Gerecht over de kosten, krachtens deze bepaling niet-ontvankelijk moeten worden verklaard.

(cf. punt 37)

Referentie:

Gerecht van eerste aanleg: 9 september 2009, Nijs/Rekenkamer, T‑375/08 P, JurAmbt. blz. I‑B-1‑65 en II-B-1‑413, punt 71 en aldaar aangehaalde rechtspraak

3.      De waardering van de bewijskracht van de processtukken maakt deel uit van de soevereine beoordeling van de feiten door het Gerecht voor ambtenarenzaken, die door het Gerecht in hogere voorziening niet kan worden getoetst, behoudens in geval van een onjuiste opvatting van de aan het Gerecht voor ambtenarenzaken overgelegde bewijzen of wanneer de materiële onjuistheid van hetgeen dat Gerecht heeft vastgesteld, uit de processtukken blijkt.

(cf. punt 41)

Referentie:

Hof: 10 juli 2001, Ismeri Europa/Rekenkamer, C‑315/99 P, Jurispr. blz. I‑5281, punt 19 en aldaar aangehaalde rechtspraak

Gerecht van de Europese Unie: 21 juni 2011, Rosenbaum/Commissie, T‑452/09 P, niet gepubliceerd in de Jurisprudentie, punt 41

4.      Het volledig ontbreken van motivering van een besluit vóór de instelling van een beroep bij het Gerecht voor ambtenarenzaken kan niet worden gedekt door een na die instelling gegeven uitleg. De mogelijkheid het algehele motiveringsgebrek na de instelling van een beroep te regulariseren, zou inbreuk maken op de rechten van de verdediging, daar de verzoeker immers uitsluitend in repliek middelen zou kunnen aanvoeren tegen de motivering, waarvan hij eerst na de indiening van zijn verzoekschrift kennis heeft genomen.

(cf. punt 47)

Referentie:

Gerecht van eerste aanleg: 20 september 1990, Hanning/Parlement, T‑37/89, Jurispr. blz. II‑463, punten 41 en 44; 12 februari 1992, Vogler/Parlement, T‑52/90, Jurispr. blz. II‑121, punten 40 en 41; 4 juli 2006, Tzirani/Commissie, T‑88/04, JurAmbt. blz. I‑A-2‑149 en II-A-2‑703, punt 46

Gerecht van de Europese Unie: 2 maart 2010, Doktor/Raad, T‑248/08 P, niet gepubliceerd in de Jurisprudentie, punt 93