Language of document :

Mededeling in het PB

 

Verzoek van de High Court of Justice (England and Wales) van 21 februari 2003fillin "" \d "" om een prejudiciële beslissing in het geding tussen Centralan Property Ltd en Commissioners of Customs and Excise.

(Zaak C-63/04fillin "" \d "")

Bij beschikking van 21 februari 2003fillin "" \d "" (ingekomen ter griffie van het Hof van Justitie op 13 februari 2004fillin "" \d "" daaraanvolgend) heeft de High Court of Justice (England and Wales) fillin "" \d ""in het geding tussen Centralan Property Ltd en Commissioners of Customs and Excisefillin "" \d "", het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen verzocht om een prejudiciële beslissing over de navolgende vraag:

"Moet artikel 20, lid 3, van de Zesde BTW-richtlijn aldus worden uitgelegd, dat wanneer een belastingplichtige gedurende de in artikel 20, lid 2, van de Zesde BTW-richtlijn1 voorziene herzieningsperiode over een gebouw beschikt dat wordt beschouwd als een investeringsgoed, en wanneer over het gebouw wordt beschikt door middel van twee leveringen, te weten (i) het in pacht geven van het gebouw voor een duur van 999 jaar (een vrijgestelde handeling in de zin van artikel 13, B, sub b, van de richtlijn) tegen een canon van 6 miljoen GBP, drie dagen later gevolgd door (ii) het terugverkopen in volledige eigendom (een belastbare handeling in de zin van artikel 13, B, sub g en artikel 4, lid 3, sub a, van de richtlijn) tegen een bedrag van 1 000 GBP plus BTW, welke transacties al dan niet voorbestemd zijn in die zin dat zodra de eerste transactie was uitgevoerd, het uitgesloten was dat de tweede transactie niet zou worden uitgevoerd:

(a)    dat investeringsgoed tot het eind van de herzieningsperiode wordt beschouwd alsof het was gebruikt voor economische activiteiten die geacht worden volledig te zijn belast;

(b)    dat investeringsgoed tot het eind van de herzieningsperiode wordt beschouwd alsof het was gebruikt voor economische activiteiten die geacht worden volledig te zijn vrijgesteld; of

(c)    dat investeringsgoed tot het eind van de herzieningsperiode wordt beschouwd alsof het was gebruikt voor economische activiteiten die geacht worden gedeeltelijk te zijn belast en gedeeltelijk te zijn vrijgesteld, naar rato van de respectieve waarde van de belaste terugverkoop in volledige eigendom en de vrijgestelde verpachting voor een duur van 999 jaar?"

____________

1 - Zesde Richtlijn 77/388/EEG van de Raad van 17 mei 1977 betreffende de harmonisatie van de wetgevingen der lidstaten inzake omzetbelasting - Gemeenschappelijk stelsel van belasting over de toegevoegde waarde: uniforme grondslag.PB L 145 van 13.06.1977 blz.1 - 40.