Language of document : ECLI:EU:C:2005:773

Zaak C‑63/04

Centralan Property Ltd

tegen

Commissioners of Customs & Excise

[verzoek van de High Court of Justice (England & Wales), Chancery Division, om een prejudiciële beslissing]

„Zesde BTW-richtlijn – Artikel 20, lid 3 – Investeringsgoederen – Aftrek van voorbelasting – Herziening van aftrek – Onroerende goederen – Vervreemding door middel van twee verbonden handelingen waarvan ene is vrijgesteld en andere is belast – Omslag”

Samenvatting van het arrest

Fiscale bepalingen – Harmonisatie van wetgevingen – Omzetbelasting – Gemeenschappelijk stelsel van belasting over toegevoegde waarde – Aftrek van voorbelasting – Investeringsgoederen – Herziening van aanvankelijk toegepaste aftrek – Vervreemding vóór einde van herzieningsperiode door middel van twee verbonden handelingen waarvan ene is vrijgesteld en andere is belast – Omslag

(Richtlijn 77/388 van de Raad, art. 5, lid 1, en 20, lid 3)

Het in de artikelen 17 tot en met 20 van de Zesde richtlijn (77/388) betreffende de harmonisatie van de wetgevingen der lidstaten inzake omzetbelasting neergelegde stelsel van aftrek en herziening heeft tot doel een nauw en rechtstreeks verband te vestigen tussen het recht op aftrek van voorbelasting en het gebruik van de betrokken goederen en diensten voor belaste handelingen.

Artikel 20, lid 3, van die richtlijn, dat het bijzondere geval regelt waarin een investeringsgoed vóór het einde van de herzieningsperiode wordt geleverd, moet aldus worden uitgelegd dat wanneer een investeringsgoed voor 999 jaar aan een persoon wordt verhuurd tegen betaling van een aanzienlijke premie en het residuele eigendomsrecht („freehold reversion”) op dit goed drie dagen later voor een veel lagere prijs wordt overgedragen aan een andere persoon, terwijl deze twee handelingen

– onlosmakelijk verbonden zijn, en

– bestaan in een eerste handeling die is vrijgesteld en een tweede handeling die belast is,

– en indien deze handelingen wegens de overdracht van de macht om als een eigenaar over dit investeringsgoed te beschikken, leveringen in de zin van artikel 5, lid 1, van deze richtlijn vormen,

het betrokken goed tot aan het einde van de herzieningsperiode wordt geacht gebruikt te zijn voor een economische activiteit die wordt geacht gedeeltelijk belast en gedeeltelijk vrijgesteld te zijn, naar rato van de respectieve waarde van de twee handelingen.

(cf. punten 56, 73, 82 en dictum)