Language of document : ECLI:EU:F:2007:71

BESCHIKKING VAN HET GERECHT VOOR AMBTENARENZAKEN

(Tweede kamer)

25 april 2007

Zaak F‑59/06

Petrus Kerstens

tegen

Commissie van de Europese Gemeenschappen

„Ambtenaren – Beoordeling – Loopbaanontwikkelingsrapport – Klachttermijn – Te late indiening – Kennelijke niet-ontvankelijkheid”

Betreft: Beroep ingesteld krachtens de artikelen 236 EG en 152 EA, waarbij P. Kerstens verzoekt om nietigverklaring van zijn loopbaanontwikkelingsrapport voor het jaar 2004, zoals afgerond op 11 juli 2005 door de beoordelaar in beroep, alsmede van het besluit van het tot aanstelling bevoegd gezag van 6 februari 2006 tot afwijzing van zijn klacht tegen het loopbaanontwikkelingsrapport voor 2004.

Beslissing: Het beroep wordt kennelijk niet-ontvankelijk verklaard. Elke partij zal haar eigen kosten dragen.

Samenvatting

1.      Ambtenaren – Beroep – Voorafgaande administratieve klacht – Termijnen

(Ambtenarenstatuut, art. 25, 43 en 90, lid 2)

2.      Ambtenaren – Beroep – Voorafgaande administratieve klacht – Datum van indiening

(Ambtenarenstatuut, art. 90, lid 2)

1.      De kennisgeving van een besluit is slechts regelmatig in de zin van artikel 90, lid 2, van het Statuut, wanneer dat besluit aan de betrokkene is meegedeeld en deze bovendien deugdelijk kennis van de inhoud ervan heeft kunnen nemen. Hieruit volgt dat wanneer een ambtenaar het hem via elektronische weg toegezonden bericht ontvangt dat het besluit waardoor zijn beoordelingsrapport definitief wordt, is vastgesteld en op het interne informatiesysteem van de instelling beschikbaar is, de klacht‑ en beroepstermijnen ingaan op het ogenblik dat de betrokkene op dat systeem aanlogt, het zijn rapport betreffende informatiedossier opent en zodoende deugdelijk kennis van de inhoud ervan kan nemen.

De betrouwbaarheid van de data en tijdstippen waarop dat dossier is geraadpleegd, zoals die blijken uit het overzicht van toegang tot het interne informatiesysteem, kan niet in twijfel worden getrokken op grond van de loutere bewering dat er een risico op manipulatie van de gegevens bestaat, zonder dat die ernstige beschuldiging berust op voldoende duidelijke, overeenstemmende en relevante aanwijzingen betreffende de omstandigheden van het geval.

(cf. punten 34‑36)

Referentie:

Hof: 15 juni 1976, Jänsch/Commissie, 5/76, Jurispr. blz. 1027, punt 10

Gerecht van eerste aanleg: 23 november 2005, Bravo-Villasante/Commissie, T‑507/04, JurAmbt. blz. I‑A‑361 en II‑1609, punt 29; 19 oktober 2006, Buendía Sierra/Commissie, T‑311/04, Jurispr. blz. II‑4137, punt 121

2.      Artikel 90, lid 2, van het Statuut moet aldus worden uitgelegd dat de klacht wordt „ingediend” wanneer zij bij de instelling inkomt, niet wanneer zij daarnaar wordt verzonden.

(cf. punt 39)

Referentie:

Hof: 26 november 1981, Michel/Parlement, 195/80, Jurispr. blz. 2861, punten 8 en 13

Gerecht van eerste aanleg: 25 september 1991, Lacroix/Commissie, T‑54/90, Jurispr. blz. II‑749, punten 28 en 29

Gerecht voor ambtenarenzaken: 15 mei 2006, Schmit/Commissie, F‑3/05, JurAmbt. blz. I‑A‑1‑9 en II‑A‑1‑33, punt 28