Language of document : ECLI:EU:T:2013:492

BESCHIKKING VAN HET GERECHT (Vierde kamer)

11 september 2013 (*)

„Beroep tot schadevergoeding – Heffing in sector melk en zuivelproducten – Verordening (EG) nr. 1468/2006 – Kennelijke niet-ontvankelijkheid”

In zaak T‑540/11,

Melkveebedrijf Overenk BV, gevestigd te Sint Anthonis (Nederland),

Maatschap Veehouderij Kwakernaak, gevestigd te Oosterwolde (Nederland),

Mulders Agro vof, gevestigd te Heerle (Nederland),

Melkveebedrijf Engelen vof, gevestigd te Grashoek (Nederland),

Melkveebedrijf De Peel BV, gevestigd te Heusden (Nederland),

Mathijs Moonen, wonende te Nederweert (Nederland),

vertegenwoordigd door P. Mazel en A. van Beelen, advocaten,

verzoekers,

tegen

Europese Commissie, vertegenwoordigd door Z. Malůšková en B. Burggraaf als gemachtigden,

verweerster,

betreffende een vordering tot vergoeding van de schade die verzoekers stellen te hebben geleden door verordening (EG) nr. 1468/2006 van de Commissie van 4 oktober 2006 tot wijziging van verordening (EG) nr. 595/2004 houdende vaststelling van uitvoeringsbepalingen van verordening (EG) nr. 1788/2003 van de Raad tot vaststelling van een heffing in de sector melk en zuivelproducten (PB L 274, blz. 6),

geeft

HET GERECHT (Vierde kamer),

samengesteld als volgt: I. Pelikánová, president, K. Jürimäe (rapporteur) en M. van der Woude, rechters,

griffier: E. Coulon,

de navolgende

Beschikking

 Voorgeschiedenis van het geding

1        Verzoekers, Melkveebedrijf Overenk BV, Maatschap Veehouderij Kwakernaak, Mulders Agro vof, Melkveebedrijf Engelen vof, Melkveebedrijf De Peel BV en Mathijs Moonen, zijn melkproducenten die behoren tot de groep van „vetmelkers”, dit zijn melkveehouders die beschikken over een melkquotum met een referentievetgehalte dat hoger is dan 4,5 %.

2        Vóór de inwerkingtreding van verordening (EG) nr. 1468/2006 van de Commissie van 4 oktober 2006 tot wijziging van verordening (EG) nr. 595/2004 houdende vaststelling van uitvoeringsbepalingen van verordening (EG) nr. 1788/2003 van de Raad tot vaststelling van een heffing in de sector melk en zuivelproducten (PB L 274, blz. 6) voorzag verordening (EG) nr. 595/2004 van de Commissie van 30 maart 2004 houdende vaststelling van uitvoeringsbepalingen van verordening (EG) nr. 1788/2003 van de Raad tot vaststelling van een heffing in de sector melk en zuivelproducten (PB L 94, blz. 22) in een systeem van negatieve vetcorrectie.

3        In het kader van dat systeem werd, wanneer een producent melk leverde met een vetgehalte dat lager was dan zijn individuele referentiegehalte, de geleverde hoeveelheid melk aangepast overeenkomstig in artikel 10, lid 1, van verordening nr. 595/2004 vastgestelde coëfficiënten. De eventuele heffing op de door een producent geleverde overschotten werd dan berekend op basis van de overeenkomstig die coëfficiënten aangepaste hoeveelheden.

4        Bij verordening nr. 1468/2006 is een vierde alinea ingevoegd in artikel 10, lid 1, van verordening nr. 595/2004, die in wezen bepaalt dat wanneer de aangepaste hoeveelheid door een „vetmelker” geleverde melk minder dan 75 % van de daadwerkelijk geleverde hoeveelheid melk bedraagt, de afrekening van de te betalen heffing op basis van 75 % van de daadwerkelijk geleverde hoeveelheid wordt vastgesteld. Bijgevolg werd de aanpassing van de vetmelkers die in het vorige systeem een aanzienlijke aanpassing genoten, kleiner, hetgeen resulteerde in een hogere heffing.

5        Op aandringen van de vetmelkers heeft de Nederlandse regering ter compensatie aangeboden om een gedeelte van de door die melkveehouders te betalen heffing over het heffingsjaar 2007/2008 voor haar rekening te nemen.

 Procesverloop en conclusies van partijen

6        Bij akte, neergelegd ter griffie van het Gerecht op 4 oktober 2011, hebben verzoekers het onderhavige beroep ingesteld.

7        Verzoekers verzoeken het Gerecht:

–        primair, de Europese Commissie te veroordelen tot betaling van een vergoeding voor de schade die zij hebben geleden door het onrechtmatige karakter van verordening nr. 1468/2006;

–        subsidiair, de Commissie te veroordelen tot betaling van een vergoeding voor de abnormale en bijzondere schade die zij hebben geleden door verordening nr. 1468/2006;

–        de Commissie te verwijzen in de kosten.

8        De Commissie verzoekt het Gerecht:

–        het beroep tot schadevergoeding ongegrond te verklaren;

–        verzoekers te verwijzen in de kosten.

 In rechte

9        Krachtens artikel 111 van zijn Reglement voor de procesvoering kan het Gerecht, wanneer een beroep kennelijk niet-ontvankelijk is, zonder de behandeling voort te zetten beslissen bij met redenen omklede beschikking.

10      In casu acht het Gerecht zich voldoende geïnformeerd door de processtukken en beslist het om met toepassing van dit artikel uitspraak te doen zonder de behandeling voort te zetten.

11      Verzoekers voeren met hun eerste twee vorderingen in wezen aan dat de Commissie aansprakelijk is wegens, enerzijds, de schadelijke gevolgen van een onrechtmatige handeling en, anderzijds, de schadelijke gevolgen van een rechtmatige handeling.

12      Om te beginnen moet worden gepreciseerd dat volgens de rechtspraak een aansprakelijkheid voor rechtmatig handelen, indien een dergelijke aansprakelijkheid in beginsel zou worden aanvaard, op zijn minst zou afhangen van de vervulling van drie cumulatieve voorwaarden, te weten het reële karakter van de schade, het bestaan van een oorzakelijk verband tussen deze schade en de betrokken handeling en het abnormale en bijzondere karakter van deze schade (arrest Hof van 9 september 2008, FIAMM e.a./Raad en Commissie, C‑120/06 P en C‑121/06 P, Jurispr. blz. I‑6513, punt 169). In elk geval zou het instellen van een beroep om de Unie aansprakelijk te doen stellen voor de gevolgen van een rechtmatige handeling onderworpen zijn aan de ontvankelijkheidsvoorwaarden van het Statuut van het Hof van Justitie van de Europese Unie en van het Reglement voor de procesvoering.

13      Primair moet in dit verband eraan worden herinnerd dat het verzoekschrift ingevolge artikel 21, eerste alinea, van het Statuut van het Hof, dat volgens artikel 53, eerste alinea, van dit Statuut van toepassing is op de procedure voor het Gerecht, en artikel 44, lid 1, sub c, van het Reglement voor de procesvoering het voorwerp van het geschil en een summiere uiteenzetting van de aangevoerde middelen moet bevatten. De desbetreffende gegevens dienen voldoende duidelijk en nauwkeurig te zijn opdat de verwerende partij haar verweer kan voorbereiden en het Gerecht uitspraak kan doen op het beroep, in voorkomend geval zonder bijkomende informatie. Om de rechtszekerheid en een goede rechtsbedeling te waarborgen, wordt voor de ontvankelijkheid van een beroep verlangd dat de wezenlijke elementen, feitelijk en rechtens, waarop het beroep is gebaseerd, op zijn minst summier, maar coherent en begrijpelijk zijn weergegeven in de tekst van het verzoekschrift zelf (beschikkingen Gerecht van 28 april 1993, De Hoe/Commissie, T‑85/92, Jurispr. blz. II‑523, punt 20, en 21 mei 1999, Asia Motor France e.a./Commissie, T‑154/98, Jurispr. blz. II‑1703, punt 49, en arrest Gerecht van 15 juni 1999, Ismeri Europa/Rekenkamer, T‑277/97, Jurispr. blz. II‑1825, punt 29).

14      Aangezien de voorwaarde van artikel 44, lid 1, sub c, van het Reglement voor de procesvoering, volgens welke de aangevoerde middelen summier moeten worden uiteengezet, een middel van openbare orde is, kan het ambtshalve door het Gerecht in het geding worden gebracht (zie in die zin arresten Gerecht van 21 maart 2002, Joynson/Commissie, T‑231/99, Jurispr. blz. II‑2085, punt 154, en 23 maart 2004, Theodorakis/Raad, T‑310/02, JurAmbt. blz. I‑A‑95 en II‑427, punt 21).

15      Volgens vaste rechtspraak moet een beroep tot vergoeding van de beweerdelijk door een instelling van de Unie veroorzaakte schade, om aan de in punt 13 supra in herinnering gebrachte vereisten te voldoen, de gegevens bevatten die het mogelijk maken te bepalen welke gedraging de verzoekende partij aan de instelling verwijt, alsook de redenen waarom zij meent dat er tussen die gedraging en de schade die zij zou hebben geleden, een oorzakelijk verband bestaat, en de aard en de omvang van die schade (arresten Gerecht van 18 september 1996, Asia Motor France e.a./Commissie, T‑387/94, Jurispr. blz. II‑961, punt 107, en 29 januari 1998, Dubois et Fils/Raad en Commissie, T‑113/96, Jurispr. blz. II‑125, punt 30).

16      Zelfs indien een onrechtmatige handelwijze van een instelling wordt aangetoond, is de Unie slechts aansprakelijk indien de verzoekende partij erin is geslaagd aan te tonen dat zij werkelijk schade heeft geleden (zie arrest Gerecht van 31 mei 2005, Dionyssopoulou/Raad, T‑105/03, JurAmbt. blz. I‑A‑137 en II‑621, punt 31 en aldaar aangehaalde rechtspraak).

17      Wat de omvang van de beweerde materiële schade betreft, is het juist dat het Hof heeft erkend dat in bepaalde gevallen, met name wanneer deze schade moeilijk te berekenen is, het niet noodzakelijk is om in het verzoekschrift de precieze omvang van de schade aan te geven en het bedrag van de gevraagde vergoeding te berekenen. Een beroep moet evenwel niet-ontvankelijk worden verklaard wanneer de verzoekende partij niet heeft aangetoond, en zelfs niet aangevoerd, dat er sprake is van bijzondere omstandigheden die rechtvaardigen dat de beweerdelijk geleden schade niet in het verzoekschrift is berekend (zie in die zin arrest Hof van 23 september 2004, Hectors/Parlement, C‑150/03 P, Jurispr. blz. I‑8691, punt 62).

18      Ten slotte is het vaste rechtspraak dat het verzoekschrift weliswaar op specifieke punten kan worden gestaafd en aangevuld met verwijzingen naar bepaalde passages in de bijgevoegde stukken, maar dat een algemene verwijzing naar andere schrifturen, ook al zijn die bij het verzoekschrift gevoegd, geen alternatief kan zijn voor de vermelding van de essentiële bestanddelen van het juridische betoog, die in het verzoekschrift moeten staan (arresten Gerecht van 14 december 2005, Honeywell/Commissie, T‑209/01, Jurispr. blz. II‑5527, punt 57, en 17 september 2007, Microsoft/Commissie, T‑201/04, Jurispr. blz. II‑3601, punt 94). Bovendien is het niet de taak van het Gerecht om in de bijlagen de middelen en argumenten te zoeken en te ontdekken die het als grondslag voor het beroep zou kunnen beschouwen, daar de bijlagen slechts als bewijsmiddel dienen (arrest Gerecht van 7 november 1997, Cipeke/Commissie, T‑84/96, Jurispr. blz. II‑2081, punt 34, en reeds aangehaalde arresten Joynson/Commissie, punt 154, en Honeywell/Commissie, punt 57). Het verzoekschrift moet bijgevolg duidelijk aangeven op welk middel het beroep precies is gebaseerd, zodat een loutere abstracte vermelding ervan niet aan de vereisten van het Reglement voor de procesvoering voldoet (arresten Gerecht van 12 januari 1995, Viho/Commissie, T‑102/92, Jurispr. blz. II‑17, punt 68, en 22 november 2006, Italië/Commissie, T‑282/04, niet gepubliceerd in de Jurisprudentie, punt 60).

19      In de eerste plaats moet in casu om te beginnen worden vastgesteld dat verzoekers weliswaar argumenten aandragen betreffende de aard van de door hen gestelde schade, maar niet de omvang van de schade aangeven. In de tekst van het verzoekschrift voeren zij immers aan dat die schade het gevolg is van het feit dat zij aanzienlijk hogere bedragen aan overschotheffing op melk hebben moeten afdragen dan vóór de inwerkingtreding van verordening nr. 1468/2006 het geval was, en van het feit dat hun quota niet zijn verruimd. De schade is echter niet berekend. Verzoekers beperken zich tot een groot aantal verwijzingen naar de tabellen die als bijlage bij het verzoekschrift zijn gevoegd. Volgens de in punt 18 supra bedoelde rechtspraak is het evenwel niet de taak van het Gerecht om in de bijlagen de gegevens te zoeken waarmee de beweerde schade kan worden berekend.

20      Vervolgens moet in elk geval worden vastgesteld dat de bijlagen bij het verzoekschrift weliswaar bestaan uit een groot aantal tabellen die de ontwikkeling van verzoekers’ kosten weergeven, maar geen berekening bevatten van de schade die elk van hen zou hebben geleden.

21      Ten slotte hebben verzoekers in de tekst van het verzoekschrift niet aangetoond en zelfs niet aangevoerd dat er sprake is van bijzondere omstandigheden die kunnen rechtvaardigen dat de schade niet is berekend. Ten overvloede zij opgemerkt dat, ofschoon het, gelet op de in punt 18 supra in herinnering gebrachte rechtspraak, niet aan het Gerecht staat om in de bijlagen de middelen en de argumenten te zoeken en te ontdekken die het als grondslag voor het beroep zou kunnen beschouwen, dergelijke omstandigheden geenszins blijken uit de bijlagen bij het verzoekschrift.

22      In de tweede plaats stelt het Gerecht vast dat, gelet op de in punt 15 supra aangehaalde rechtspraak, het verzoekschrift het niet mogelijk maakt na te gaan of er een oorzakelijk verband bestaat tussen de aan de Commissie verweten – rechtmatige of onrechtmatige – gedraging en de door verzoekers aangevoerde schade.

23      Uit een en ander volgt dat, gelet op de in de punten 14 tot en met 18 supra vermelde rechtspraak, het verzoekschrift zowel voor de vordering die is gebaseerd op de aansprakelijkheid van de Commissie voor onrechtmatig handelen als voor de vordering die is gebaseerd op haar aansprakelijkheid voor rechtmatig handelen, niet voldoet aan de minimumeisen van artikel 44, lid 1, sub c, van het Reglement voor de procesvoering.

24      Derhalve moet het onderhavige beroep in zijn geheel kennelijk niet-ontvankelijk worden verklaard.

 Kosten

25      Volgens artikel 87, lid 2, van het Reglement voor de procesvoering wordt de in het ongelijk gestelde partij in de kosten verwezen, voor zover dat is gevorderd. Aangezien verzoekers in het ongelijk zijn gesteld, dienen zij overeenkomstig de vordering van de Commissie in de kosten te worden verwezen.

HET GERECHT (Vierde kamer)

beschikt:

1)      Het beroep wordt kennelijk niet-ontvankelijk verklaard.

2)      Melkveebedrijf Overenk BV, Maatschap Veehouderij Kwakernaak, Mulders Agro vof, Melkveebedrijf Engelen vof, Melkveebedrijf De Peel BV en Mathijs Moonen worden verwezen in de kosten.

Luxemburg, 11 september 2013.

De griffier

 

      De president

E. Coulon

 

      I. Pelikánová


* Procestaal: Nederlands.