Language of document : ECLI:EU:T:2014:859

Zaak T‑542/11

Alouminion AE

tegen

Europese Commissie

„Staatssteun – Aluminium – Preferentieel elektriciteitstarief toegekend bij overeenkomst – Besluit waarbij de steun onrechtmatig en onverenigbaar met de interne markt wordt verklaard – Opzegging van de overeenkomst – Gerechtelijke schorsing, in kort geding, van de gevolgen van de opzegging van de overeenkomst – Nieuwe steun”

Samenvatting – Arrest van het Gerecht (Vierde kamer) van 8 oktober 2014

Steunmaatregelen van de staten – Bestaande steunmaatregelen en nieuwe steunmaatregelen – Begrip – Overeenkomst houdende toekenning van een preferentieel elektriciteitstarief, gesloten vóór de toetreding van de betrokken staat tot de Europese Gemeenschappen – Opzegging van de overeenkomst – Beschikking van een nationale rechterlijke instantie in kort geding houdende schorsing van de gevolgen van de opzegging van de overeenkomst – Kwalificatie als nieuwe steun – Geen

(Art. 108, leden 1 en 3, VWEU; verordening nr. 659/1999 van de Raad, art. 1, sub b en c)

Volgens artikel 108, lid 3, VWEU moet elk voornemen om nieuwe steun toe te kennen vóór de tenuitvoerlegging ervan bij de Commissie worden aangemeld en is elke zonder toestemming van de Commissie toegekende nieuwe steun onrechtmatig.

Volgens artikel 1, sub c en b, van verordening nr. 659/1999 tot vaststelling van nadere bepalingen voor de toepassing van artikel 108 VWEU wordt onder nieuwe steun verstaan alle steun, dat wil zeggen steunregelingen en individuele steun, die geen bestaande steun is, met inbegrip van wijzigingen in bestaande steun, en wordt onder bestaande steun verstaan goedgekeurde steun, dat wil zeggen steunregelingen en individuele steun die door de Commissie of de Raad van de Europese Unie zijn goedgekeurd.

Aldus moeten als nieuwe steunmaatregelen worden beschouwd, de maatregelen die na de inwerkingtreding van het Verdrag zijn genomen tot invoering of wijziging van steunmaatregelen, waarbij zij aangetekend dat deze wijzigingen betrekking kunnen hebben op bestaande steunmaatregelen.

In dit verband roept de verlenging van bestaande steun nieuwe steun in het leven die verschilt van de verlengde steun, en moet de wijziging van de duur van een bestaande steun als nieuwe steun worden beschouwd.

Voor de toepassing van de leden 1 en 3 van artikel 108 VWEU moet echter, om uit te maken of er sprake is van een nieuwe steun dan wel van een wijziging van een bestaande steun, worden uitgegaan van de bepalingen waarbij in die steun is voorzien, en van de daarin vastgestelde modaliteiten en grenzen. Dus alleen ingeval de wijziging de kern van de initiële regeling raakt, wordt die regeling nieuwe steun.

In het kader van een beroep tot nietigverklaring van een besluit van de Commissie waarbij als nieuwe steun is aangemerkt de schorsing door een nationale rechterlijke instantie die in kort geding, voorlopig en ex nunc uitspraak doet, van de gevolgen van de opzegging van een overeenkomst die de openbare elektriciteitsmaatschappij en een vennootschap vóór de toetreding van de berokken lidstaat tot de Europese Gemeenschappen hadden gesloten en waarbij aan die vennootschap een preferentieel elektriciteitstarief was toegekend, heeft de tussenkomst van de rechter in kort geding, waarbij dit tarief voorlopig gedurende een bepaalde periode wordt gehandhaafd, tot doel noch tot gevolg dat de kern van de bestaande steun wordt gewijzigd. Deze tussenkomst wijzigt immers noch de contractuele of regelgevende bepalingen betreffende het preferentiële tarief, noch de modaliteiten of de grenzen van dit tarief, maar bestond slechts in een beoordeling van de regelmatigheid van de opzegging van de overeenkomst.

Bijgevolg heeft de rechter in kort geding, veeleer dan nieuwe steun toe te kennen, zich ertoe beperkt het bij hem aanhangige geding betreffende de vraag of de aan het preferentiële tarief ten grondslag liggende overeenkomst had opgehouden gevolgen te sorteren, voorlopig te beslechten. Hieruit volgt noodzakelijkerwijze dat de schorsing van de opzegging van de overeenkomst bij de beschikking in kort geding niet kan worden opgevat als een nieuw voordeel dat verschilt van de bestaande steun.

(cf. punten 48‑50, 53‑56)