Language of document : ECLI:EU:T:2012:131

BESCHIKKING VAN HET GERECHT (Kamer voor hogere voorzieningen)

19 maart 2012

Zaak T‑398/11 P

Yvette Barthel e.a.

tegen

Hof van Justitie van de Europese Unie

„Hogere voorziening – Openbare dienst – Ambtenaren – Bezoldiging – Weigering om rekwiranten een toeslag voor continu- of ploegendienst toe te kennen – Klachttermijn – Termijnoverschrijding – Hogere voorziening deels kennelijk ongegrond en deels kennelijk niet-ontvankelijk”

Betreft: Hogere voorziening tegen de beschikking van het Gerecht voor ambtenarenzaken van de Europese Unie (Tweede kamer) van 10 mei 2011, Barthel e.a./Hof van Justitie (F‑59/10), en strekkende tot vernietiging van die beschikking.

Beslissing: De hogere voorziening wordt afgewezen. Barthel, Reiffers en Massez zullen naast hun eigen kosten de kosten dragen die het Hof van Justitie van de Europese Unie in het kader van deze procedure heeft gemaakt.

Samenvatting

1.      Hogere voorziening – Middelen – Ontoereikende motivering – Impliciete motivering door het Gerecht voor ambtenarenzaken – Toelaatbaarheid – Voorwaarden

(Art. 256 VWEU; Statuut van het Hof van Justitie, art. 36 en bijlage I, art. 7, lid 1)

2.      Hogere voorziening – Middelen – Loutere herhaling van voor het Gerecht voor ambtenarenzaken aangevoerde middelen en argumenten – Niet-ontvankelijkheid

(Art. 256 VWEU; Reglement voor de procesvoering van het Gerecht, art. 138, lid 1, sub c)

1.      De krachtens artikel 36 van het Statuut van het Hof van Justitie en artikel 7, lid 1, van bijlage I bij dat Statuut op het Gerecht voor ambtenarenzaken rustende verplichting, zijn arresten te motiveren, houdt niet in dat dat Gerecht bij zijn redenering alle door partijen bij het geding uiteengezette argumenten één voor één uitputtend dient te behandelen. De motivering kan dus impliciet zijn, mits de belanghebbenden de redenen kunnen kennen waarom de betrokken maatregelen zijn getroffen en het Gerecht over voldoende elementen beschikt om zijn rechterlijk toezicht uit te oefenen.

(cf. punt 27)

Referentie:

Gerecht van de Europese Unie: 7 december 2011, Mioni/Commissie, T‑274/11 P, punt 34 en aldaar aangehaalde rechtspraak

2.      Een hogere voorziening moet duidelijk aangeven tegen welke onderdelen van het arrest waarvan de vernietiging wordt gevorderd, zij is gericht, en welke argumenten rechtens die vordering specifiek ondersteunen.

Een verzoekschrift in hogere voorziening dat zich beperkt tot een herhaling of een letterlijke weergave van de voor het Gerecht voor ambtenarenzaken aangevoerde middelen en argumenten, daaronder begrepen die welke waren gebaseerd op feiten die dat Gerecht uitdrukkelijk heeft verworpen, voldoet dus niet aan deze motiveringseisen. Een dergelijke hogere voorziening beoogt immers in werkelijkheid slechts een nieuw onderzoek van het bij het Gerecht voor ambtenarenzaken ingediende verzoek, iets waartoe het Gerecht niet bevoegd is.

(cf. punten 37 en 38)

Referentie:

Hof: 23 oktober 2009, Commissie/Potamianos, C‑561/08 P en C‑4/09 P, niet gepubliceerd in de Jurisprudentie, punten 58 en 59