Language of document :

Beroep ingesteld op 26 april 2012 - HTTS/Raad

(Zaak T-182/12)

Procestaal: Duits

Partijen

Verzoekende partij: HTTS Hanseatic Trade Trust & Shipping GmbH (Hamburg, Duitsland) (vertegenwoordigers: J. Kienzle en M. Schlingmann, advocaten)

Verwerende partij: Raad van de Europese Unie

Conclusies

verordening (EU) nr. 267/2012 van de Raad van 23 maart 2012 betreffende beperkende maatregelen ten aanzien van Iran en tot intrekking van verordening (EU) nr. 961/2010, voor zover zij verzoekster betreft, nietig verklaren;

de Raad verwijzen in de kosten, in het bijzonder de kosten van verzoekster.

Middelen en voornaamste argumenten

Ter ondersteuning van haar beroep voert verzoekster drie middelen aan.

1.    Eerste middel: schending van verzoeksters recht van verdediging

De Raad heeft verzoeksters recht op daadwerkelijke rechterlijke bescherming en in het bijzonder het motiveringsvereiste geschonden nu hij geen afdoende motivering heeft gegeven voor verzoeksters hernieuwde opneming op de lijst van personen, entiteiten en lichamen waarop de beperkende maatregelen volgens artikel 23 van de bestreden verordening van toepassing zijn.

De Raad heeft verzoeksters recht om te worden gehoord geschonden nu hij verzoekster niet de mogelijkheid heeft geboden om vooraf een standpunt in te nemen over verzoeksters hernieuwde opneming op de sanctielijst en de Raad daardoor tot heroverweging te brengen.

2.    Tweede middel: geen grondslag voor verzoeksters hernieuwde opneming op de sanctielijst

De door de Raad genoemde redenen voor verzoeksters hernieuwde opneming op de sanctielijst kunnen haar hernieuwde opneming niet rechtvaardigen en zijn inhoudelijk onjuist. In het bijzonder staat verzoekster niet onder zeggenschap van IRISL.

Verzoeksters opneming op de sanctielijst berust op een kennelijk verkeerde beoordeling door de Raad van haar situatie en haar activiteiten.

3.    Derde middel: schending van verzoeksters grondrecht op eerbiediging van de eigendom

Verzoeksters hernieuwde opneming op de sanctielijst vormt een niet-gerechtvaardigde aantasting van haar grondrecht op eigendom nu verzoekster op basis van de ontoereikende motivering van de Raad niet kan begrijpen om welke redenen zij is opgenomen op de lijst van de door de sancties getroffen personen.

Verzoeksters opneming op de sanctielijst vormt een onevenredige aantasting van haar eigendomsrechten en is kennelijk ongeschikt voor de verwezenlijking van de doelen van de bestreden verordening. In ieder geval gaat de opneming verder dan noodzakelijk voor het bereiken van deze doelen.

____________