Language of document :

Arrest van het Hof (Derde kamer) van 13 december 2007 (verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door het Bundesfinanzhof - Duitsland) - Landesanstalt für Landwirtschaft / Franz Götz

(Zaak C-408/06)1

(Zesde btw-richtlijn - Economische activiteit - Belastingplichtigen - Publiekrechtelijke lichamen - Verkooporgaan voor melkquota - Handelingen van landbouwinterventiebureaus en van bedrijfswinkels - Concurrentievervalsing van enige betekenis - Geografische markt)

Procestaal: Duits

Verwijzende rechter

Bundesfinanzhof

Partijen in het hoofdgeding

Verzoekende partij: Landesanstalt für Landwirtschaft

Verwerende partij: Franz Götz

Voorwerp

Verzoek om prejudiciële beslissing - Bundesfinanzhof - Uitlegging van artikel 4, lid 5, tweede en derde alinea, en bijlage D, punten 7 en 12, van richtlijn 77/388/EEG: Zesde richtlijn van de Raad van 17 mei 1977 betreffende de harmonisatie van de wetgevingen der lidstaten inzake omzetbelasting - Gemeenschappelijk stelsel van belasting over de toegevoegde waarde: uniforme grondslag (PB L 145, blz. 1) - Facturering van toewijzing van referentiehoeveelheden voor melk, zonder afzonderlijke vermelding van de btw - Beoordeling van de hoedanigheid van belastingplichtige van een door een Duitse deelstaat opgericht lichaam dat tegen voorafgaande betaling referentiehoeveelheden voor melk overdraagt aan melkproducenten

Dictum

Een verkooporgaan voor melkquota is geen landbouwinterventiebureau in de zin van artikel 4, lid 5, derde alinea, van de Zesde richtlijn (77/388/EEG) van de Raad van 17 mei 1977 betreffende de harmonisatie van de wetgevingen der lidstaten inzake omzetbelasting - Gemeenschappelijk stelsel van belasting over de toegevoegde waarde: uniforme grondslag, zoals gewijzigd bij richtlijn 2001/4/EG van de Raad van 19 januari 2001, juncto punt 7 van bijlage D bij deze richtlijn, en evenmin een bedrijfswinkel in de zin van voornoemd artikel 4, lid 5, derde alinea, juncto punt 12 van bijlage D bij die richtlijn.

De behandeling van een verkooporgaan voor melkquota als niet-belastingplichtige voor de werkzaamheden of de handelingen die het als overheid verricht in de zin van artikel 4, lid 5, van de Zesde richtlijn (77/388), zoals gewijzigd bij richtlijn 2001/4, kan geen concurrentievervalsing van enige betekenis teweegbrengen, omdat dat verkooporgaan in een situatie als die van het hoofdgeding niet wordt geconfronteerd met particuliere marktdeelnemers die handelingen verrichten die concurreren met de door de overheid verrichte handelingen. Aangezien dit geldt voor elk verkoopbureau voor melkquota dat werkzaam is in een bepaald, door de betrokken lidstaat gedefinieerd overdrachtsgebied, is dit gebied de relevante geografische markt voor de vaststelling of er sprake is van concurrentievervalsing van enige betekenis.

____________

1 - PB C 310 van 16.12.2006.