Language of document :

Verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door de Tribunal Arbitral Tributário (Centro de Arbitragem Administrativa - CAAD) (Portugal) op 29 maart 2021 – VX / Autoridade Tributária e Aduaneira

(Zaak C-224/21)

Procestaal: Portugees

Verwijzende rechter

Tribunal Arbitral Tributário (Centro de Arbitragem Administrativa - CAAD)

Partijen in het hoofdgeding

Verzoekende partij: VX

Verwerende partij: Autoridade Tributária e Aduaneira

Prejudiciële vragen

Moet artikel 63 VWEU, gelezen in samenhang met artikel 65, lid 1, VWEU, aldus worden uitgelegd dat het zich verzet tegen een belastingregeling van een lidstaat, in het kader van de directe belastingen, die de inkomsten van natuurlijke personen belast en waarin, ten aanzien van niet-ingezeten belastingplichtigen en van inkomsten uit vermogenswinst op onroerend goed die worden verkregen door de verkoop van in die lidstaat gelegen onroerende goederen, twee juridische regelingen naast elkaar bestaan, waarbij in de ene i) een specifiek evenredig vast tarief van 28 % van de totale inkomsten uit vermogenswinst (tax base), berekend overeenkomstig de algemene regels voor het bepalen (kwantificering, quantum) ervan, wordt toegepast, terwijl in de andere ii) de regeling voor ingezetenen wordt toegepast, volgens welke na berekening van de inkomsten uit vermogenswinst overeenkomstig die algemene regels, slechts de helft van die inkomsten (50 %) in aanmerking wordt genomen (tax base) en die inkomsten (50 % van de vermogenswinst) – verplicht – worden opgeteld (cumulatie) bij de overige inkomsten die de belastingplichtige in dat jaar waar ook ter wereld heeft verkregen, waarna wordt bepaald welk belastingtarief moet worden toegepast op het totaal van die inkomsten op basis van de algemene schaal die van toepassing is op ingezetenen (op schijven gebaseerde progressieve tarieven die lopen van 14,5 % tot 48 % en die kunnen worden verhoogd met maximaal 5 % ingeval het totale bedrag van de inkomsten bepaalde drempels overschrijdt), welk tarief in het geval van niet-ingezetenen uitsluitend wordt toegepast op die inkomsten, dat wil zeggen op de vermogenswinst op onroerend goed, die voor 50 % wordt meegeteld (terwijl in het geval van ingezetenen het op die wijze berekende tarief wordt toegepast op die inkomsten en op alle overige in dat jaar verkregen inkomsten)?

Opgemerkt zij dat de niet-ingezeten belastingplichtige moet kiezen voor een van de twee mogelijke regelingen die worden vermeld op het aangifteformulier inkomstenbelasting, dat hij hoe dan ook moet indienen in de lidstaat (Portugal), zowel wanneer hij ervoor kiest om te worden belast volgens de algemene regeling voor niet-ingezetenen [zoals uiteengezet in punt i) hierboven] als wanneer hij ervoor kiest om te worden belast volgens de regeling die van toepassing is op ingezetenen [zoals uiteengezet in punt ii) hierboven], en waarop hij een van beide opties moet aanvinken. De aangifteplicht voor niet-ingezetenen (indiening van een aangifteformulier inkomstenbelasting model 3) bestond reeds vóór de vaststelling van de wetswijziging waarbij de mogelijkheid om te kiezen voor de op ingezetenen van toepassing zijnde regeling werd opgenomen in het officiële model van die aangifte.

Wanneer de niet-ingezetene ervoor kiest om te worden belast volgens de regeling die van toepassing is op ingezetenen, moet hij (op dat aangifteformulier) het totaal van alle gedurende het jaar waar ook ter wereld door hem verkregen inkomsten vermelden.

Moet artikel 63 VWEU, gelezen in samenhang met artikel 65, lid 1, VWEU, aldus worden uitgelegd dat het zich verzet tegen een belastingregeling van een lidstaat, in het kader van de directe belastingen, die de inkomsten van natuurlijke personen belast en waarin in geval a) (ingezetenen) de inkomsten uit vermogenswinst, verminderd met 50 % (tax base), verplicht worden opgeteld bij de overige inkomsten die de belastingplichtige in hetzelfde jaar waar ook ter wereld heeft verkregen (zonder de mogelijkheid van opting out), om op die manier de totale inkomsten van de ingezetene voor dat jaar vast te stellen, waarop de op schijven gebaseerde progressieve tarieven zoals vermeld in de algemene schaal worden toegepast (na toepassing van persoonlijke verminderingen en aftrekposten), terwijl in geval b) (niet-ingezetenen) een specifiek vast tarief wordt toegepast op de totale inkomsten uit vermogenswinst (tax base) (nadat de waarde van die inkomsten is bepaald volgens dezelfde regels als die welke worden toegepast op ingezetenen)?

Opgemerkt zij dat in geval a) de progressieve tarieven lopen van 14,5 % tot 48 % en het maximale marginale tarief kan worden verhoogd met maximaal 5 % wanneer het totale bedrag van de inkomsten een bepaalde drempel overschrijdt, terwijl in geval b) het specifieke tarief gelijk is aan 28 %.

____________