Language of document :

Hogere voorziening ingesteld op 29 maart 2021 door Giacomo Santini, e.a. tegen het arrest van het Gerecht (Achtste kamer — uitgebreid) van 10 februari 2021 in gevoegde zaken T-345/19, T-346/19, T-364/19-T-366/19, T-372/19-T-375/19 en T-385/19, Santini e.a. / Parlement

(Zaak C-198/21 P)

Procestaal: Italiaans

Partijen

Rekwiranten: Giacomo Santini, Marco Cellai, Domenico Ceravolo, Natalino Gatti, Antonio Mazzone, Luigi Moretti, Gabriele Sboarina, Lina Wuhrer, Patrizia Capraro, Luciana Meneghini (vertegenwoordiger: M. Paniz, advocaat)

Andere partij in de procedure: Europees Parlement

Conclusies

het bestreden arrest te vernietigen op grond dat algemene beginselen van rechtszekerheid, gewettigd vertrouwen en evenredigheid, alsmede de door het Handvest gewaarborgde rechten, wat de ongerechtvaardigde en onevenredige inmenging in het eigendomsrecht betreft, onjuist zijn toegepast; dat ten onrechte is geoordeeld dat de bestreden maatregelen rechtmatig konden worden gebaseerd op bijlage III bij de regeling kosten en vergoedingen van leden van het Europees Parlement (hierna: „KVL-regeling”); dat die maatregelen ten onrechte zijn opgenomen onder de handelingen van gewoon bestuur die aan het hoofd van de eenheid zijn gedelegeerd en/of kunnen worden gedelegeerd; dat de motivering met betrekking tot de schending van de motiveringsplicht zeer onnauwkeurig, onvolledig en onjuist is;

bijgevolg, alle bestreden handelingen, mededelingen en/of besluiten nietig verklaren, en

het Europees Parlement in de kosten van beide instanties verwijzen.

Middelen en voornaamste argumenten

Ter ondersteuning van hun hogere voorziening voeren rekwiranten zes middelen aan:

1.    Eerste middel: onjuiste rechtsopvatting en/of onjuiste opvatting van de feiten daar het Gerecht heeft geoordeeld dat de bestreden maatregel enkel het bedrag van het pensioen betrof en niet het recht op pensioen en de opbouw daarvan, en het ten onrechte heeft geoordeeld dat die maatregel in overeenstemming is met de algemene beginselen van de Europese Unie en het Handvest van de grondrechten. Rekwiranten betogen dat het bestreden arrest onrechtmatig is omdat het Gerecht daarin het recht op pensioen heeft verward met het recht op het bedrag van het pensioen, waardoor de toepassing van het beginsel van onveranderlijkheid van het recht op pensioen, dat wel degelijk van toepassing is, is uitgesloten; omdat het Gerecht ten onrechte niet in aanmerking heeft genomen dat de maatregel betreffende de pensioenaanspraken van rekwiranten niet de vorm had van een loutere verlaging van het relevante bedrag, maar een algehele hervorming van het stelsel behelsde, die met terugwerkende kracht en blijvend van invloed was op de opbouw van het recht op pensioen dat reeds was uitgekeerd en sinds jaren was verworven en definitief deel was gaan uitmaken van het vermogen van de betrokkenen; dat het ten onrechte geen rekening heeft gehouden met het feit dat het Parlement niet is nagegaan of de bestreden handelingen in overeenstemming zijn met het Unierecht en dat dit punt niet is gemotiveerd.

2.    Tweede middel: onjuiste rechtsopvattingen bij de uitlegging van artikel 75 van de uitvoeringsbepalingen van het Statuut, artikel 28 van het Statuut van de leden en de bijlagen I, II en III bij de KVL-regeling. Schending van het recht op pensioen, de algemene beginselen en het Handvest van de grondrechten. Rekwiranten betogen dat het bestreden arrest onrechtmatig is, ten eerste, voor zover daarin de referentieregels onjuist zijn uitgelegd doordat aan bijlage III bij de KVL-regeling een blijvende geldigheid en doeltreffendheid zijn toegekend ondanks de uitdrukkelijke intrekking ervan en ondanks het feit dat geen enkele uitdrukkelijke bepaling voorziet in het voortbestaan van deze regeling na het verstrijken van de geldigheidsduur en, ten tweede, voor zover daarbij ten onrechte buiten beschouwing is gelaten dat de voorwaarden voor het recht op pensioen in casu zijn gewijzigd zonder inachtneming van artikel 2 van bijlage III en in strijd met de algemene beginselen van de Unie en het Handvest van de grondrechten.

3.    Derde middel: onjuiste rechtsopvatting en/of onjuiste opvatting van de feiten bij de vaststelling dat de bestreden handeling in overeenstemming is met de algemene Unierechtelijke beginselen en het Handvest van de grondrechten, het vertrouwensbeginsel, het evenredigheids- en het gelijkheidsbeginsel, en het eigendomsrecht. Rekwiranten betogen dat het bestreden arrest onrechtmatig is, ten eerste, voor zover, het Gerecht daarin de specifieke kenmerken van het geval niet heeft beoordeeld, de relevante regels onjuist heeft uitgelegd en heeft vastgesteld dat de bestreden handelingen in overeenstemming zijn met het Unierecht en met de beginselen van het Handvest van de grondrechten, ten tweede, voor zover het Gerecht daarin geen rekening heeft gehouden met de elementen, met inbegrip van de bewijsstukken, die de meervoudige toezeggingen bewijzen die aan rekwiranten zijn gedaan dat het betrokken recht zou worden gehandhaafd en ongewijzigd zou blijven en, ten derde, voor zover het Gerecht niet van oordeel was dat de bestreden maatregelen niet gemotiveerd en niet gerechtvaardigd waren en dat zij een kennelijk onevenredig en volstrekt ongerechtvaardigd handelen tot gevolg hadden.

4.    Vierde middel: onjuiste rechtsopvatting bij de uitlegging van de artikelen 74 tot en met 75 van de uitvoeringsbepalingen van het Statuut en van bijlage III bij de KVL-regeling. Rekwiranten betogen dat het bestreden arrest onrechtmatig is omdat daarin ten onrechte is geoordeeld dat de bestreden maatregel rechtmatig kon worden gebaseerd op bijlage III bij de KVL-regeling, terwijl deze bijlage niet meer van kracht was omdat zij inmiddels was ingetrokken.

5.    Vijfde middel: onjuiste rechtsopvatting bij de beoordeling van vormfouten: bevoegdheid. Rekwiranten betogen dat het arrest onrechtmatig is voor zover daarin ten onrechte is geoordeeld dat het hoofd van de eenheid „Bezoldiging en Sociale Rechten van de leden” bevoegd was om de bestreden handelingen vast te stellen, terwijl die handelingen niet kunnen worden gedelegeerd, aangezien het gaat om buitengewone administratieve handelingen die onder de bevoegdheid van het Bureau van het Europees Parlement vallen.

6.    Zesde middel: onjuiste rechtsopvatting bij de beoordeling van procedurefouten: motivering. Rekwiranten stellen dat het bestreden arrest onrechtmatig is voor zover daarbij ten onrechte is geoordeeld dat er een motivering bestond terwijl die in werkelijkheid ontbrak; daarbij eraan is voorbijgegaan dat het Europees Parlement was verzocht een conformiteitscontrole uit te voeren, met een toereikende motivering, en dat geen dergelijke controle is uitgevoerd of een dergelijke motivering is gegeven; daarbij is verwezen naar artikel 1, lid 7, van besluit 14/2018 als een element van garantie, terwijl die bepaling niet meer bestaat aangezien zij door de Kamer van Afgevaardigden zelf nietig is verklaard bij arrest nr. 2/2020, dat reeds in het dossier is opgenomen.

____________