Language of document :

Mededeling in het PB

 

Beroep, op 17 december 2001 ingesteld door Norway Seafoods Denmark A/S tegen Commissie van de Europese Gemeenschappen

    (Zaak T-319/01)

    Procestaal: Engels

Bij het Gerecht van eerste aanleg van de Europese Gemeenschappen is op 17 december 2001 beroep ingesteld tegen de Commissie van de Europese Gemeenschappen door Norway Seafoods Denmark A/S, vertegenwoordigd door J. Ørndrup van Gorrissen Federspiel Kierkegaard, Kopenhagen (Denemarken).

Verzoekster concludeert dat het het Gerecht behage:

(de beschikking van de Commissie van 16 oktober 2001 (K(2001)3079) nietig te verklaren;

(de Commissie te verwijzen in de kosten.

Middelen en voornaamste argumenten

Het onderhavige beroep is gericht tegen de beschikking van de Commissie van 16 oktober 2001 (K(2001)3079), houdende vermindering en terugbetaling van de financiële steun aan Foodmark A/S uit hoofde van de beschikking van de Commissie van 5 juli 1993 (K(93)1823), zoals gewijzigd bij beschikking van 27 januari 1994 (K(94)119), voor project SM/DNK/02/93, betreffende een aanvraag om financiële steun krachtens verordening (EEG) nr. 4028/86 van de Raad van 18 december 1986 inzake communautaire acties voor verbetering en aanpassing van de structuur van de visserij en de aquicultuur, zoals gewijzigd bij verordening (EEG) nr. 3944/90 van de Raad van 20 december 1990.1 Ten tijde van de aanvraag was verzoeksters naam Foodmark A/S; later werd deze naam gewijzigd in Foodmark Holding A/S, nog later in Norway Seafoods Denmark A/S.

In de aanvraag werd verklaard dat de reders van de Gemeenschap 60% van de aandelen van de gemeenschappelijke onderneming zouden bezitten, terwijl de partner in het betrokken derde land, Namibië, 40 % van de aandelen zou hebben. Nadat de Spaanse onderneming E. Vieira SA zich uit het project had teruggetrokken en twee van de vier betrokken schepen door twee andere waren vervangen, sloten verzoekster en de Namibische partner een overeenkomst, op grond waarvan verzoekster 28,51 % van het aandelenkapitaal, maar slechts 13,68 % van de stemrechten zou bezitten. Ten slotte droeg verzoekster met ingang van 1 mei 1995 een gedeelte van haar aandelenkapitaal in de gemeenschappelijke onderneming over aan de Namibische partner, op grond van een overeenkomst bepalende dat verzoeksters aandelenkapitaal werd teruggebracht tot 1 %. Volgens de bestreden beschikking is de basis voor de verlening van financiële steun weggevallen als gevolg van het feit dat verzoekster nog maar 1 % van het aandelenkapitaal van de gemeenschappelijke onderneming bezit, hetgeen volgens de definitie van de communautaire verordeningen onvoldoende is.

De bestreden beschikking is in strijd met artikel 44, lid 1, van voormelde verordening (EEG) nr. 4028/86 van de Raad.

(    Dat verzoekster nog maar 1 % van het aandelenkapitaal van de gemeenschappelijke onderneming bezit betekent niet dat er niet langer sprake is van een gemeenschappelijke onderneming in de zin van de verordening.

(    Verzoekster mocht de gewettigde verwachting koesteren, dat de vermindering van haar aandelenkapitaal in de gemeenschappelijke onderneming tot 1 % niet tot gevolg zou hebben, dat de Commissie terugbetaling van steun zou verlangen.

____________

1 - (PB L 219 van 7.8.91, blz. 39.