Language of document : ECLI:EU:T:2015:1004

Gevoegde zaken T‑515/13 en T‑719/13

Koninkrijk Spanje e.a.

tegen

Europese Commissie

„Staatssteun – Scheepsbouw – Fiscale bepalingen die van toepassing zijn op bepaalde overeenkomsten voor de financiering en aankoop van schepen – Besluit waarbij de steun gedeeltelijk onverenigbaar met de interne markt wordt verklaard en de gedeeltelijke terugvordering ervan wordt gelast – Beroep tot nietigverklaring – Individueel geraakt – Ontvankelijkheid – Voordeel – Selectiviteit – Ongunstige beïnvloeding van het handelsverkeer tussen de lidstaten – Aantasting van de mededinging – Motiveringsplicht”

Samenvatting – Arrest van het Gerecht (Zevende kamer) van 17 december 2015

1.      Beroep tot nietigverklaring – Natuurlijke personen of rechtspersonen – Handelingen die hen rechtstreeks en individueel raken – Besluit van de Commissie dat tot een lidstaat is gericht en waarbij wordt vastgesteld dat een steunmaatregel gedeeltelijk onverenigbaar is met de interne markt – Beroep ingesteld door de onderneming die begunstigde is van de uit hoofde van deze regeling toegekende individuele steun die moet worden teruggevorderd – Ontvankelijkheid

(Art. 263, vierde alinea, VWEU)

2.      Beroep tot nietigverklaring – Natuurlijke personen of rechtspersonen – Procesbelang – Procesbelang dat voor één van de verzoekers is aangetoond – Vermeend ontbreken van een procesbelang bij een andere verzoeker – Ontvankelijkheid van het beroep

(Art. 263 VWEU)

3.      Recht van de Europese Unie – Uitlegging – Handelingen van de instellingen – Motivering – Inaanmerkingneming bij de uitlegging van het dispositief

4.      Steunmaatregelen van de staten – Begrip – Selectiviteit van de maatregel – Afwijking van het algemene belastingstelsel – Maatregel die een bepaald soort investeringen begunstigt –Transactie die onder gelijke voorwaarden en zonder onderscheid voor elke onderneming openstaat – Geen selectiviteit

(Art. 107, lid 1, VWEU)

5.      Steunmaatregelen van de staten – Begrip – Selectiviteit van de maatregel – Afwijking van het algemene belastingstelsel – Algemene maatregel die zonder onderscheid op alle marktdeelnemers van toepassing is – Vermeende discretionaire bevoegdheid bij de toekenning van het belastingvoordeel – Geen selectiviteit

(Art. 107, lid 1, VWEU)

6.      Beroep tot nietigverklaring – Middelen – Schending van wezenlijke vormvoorschriften – Ontbrekende of ontoereikende motivering – Ambtshalve onderzoek door de rechter

(Art. 263 VWEU en 296 VWEU)

7.      Gerechtelijke procedure – Aanvoering van nieuwe middelen in de loop van het geding – Ontoereikende motivering – Middel dat in elk stadium van de procedure kan worden aangevoerd

(Art. 263 VWEU en 296 VWEU; Reglement voor de procesvoering van het Gerecht, art. 48, lid 2)

8.      Steunmaatregelen van de staten – Besluit van de Commissie houdende vaststelling dat een steunmaatregel onverenigbaar is met de interne markt – Motiveringsplicht – Omvang – Karakterisering van de aantasting van de mededinging en van de ongunstige beïnvloeding van het handelsverkeer tussen de lidstaten

(Art. 107, lid 1, VWEU en 296 VWEU; Handvest van de grondrechten van de Europese Unie, art. 41)

1.      Zie de tekst van de beslissing.

(cf. punten 85‑89)

2.      Zie de tekst van de beslissing.

(cf. punt 90)

3.      Zie de tekst van de beslissing.

(cf. punt 94)

4.      Op het gebied van de staatssteun kan in het kader van de beoordeling van de selectiviteit van een overheidsmaatgel niet alleen op basis van het loutere bestaan van een afwijking van of een uitzondering op het referentiekader, worden aangetoond dat de litigieuze maatregel bepaalde ondernemingen of bepaalde producties in de zin van artikel 107 VWEU begunstigt, indien a priori alle ondernemingen voor deze maatregel in aanmerking komen.

Het feit dat de betrokken voordelen worden toegekend wegens een investering in een bepaald goed, met uitsluiting van andere goederen of andere soorten investeringen, maakt hen immers nog niet selectief voor de investeerders, aangezien de transactie onder dezelfde voorwaarden en zonder onderscheid voor elke onderneming openstaat.

Wanneer een voordeel onder dezelfde voorwaarden aan elke onderneming wordt toegekend omdat zij een bepaalde investering doet die voor om het even welke marktdeelnemer openstaat, is dit voordeel voor deze marktdeelnemers van algemene aard en vormt het geen steun ten gunste van laatstgenoemden.

(cf. punten 140‑143, 146‑148, 155, 180)

5.      Op het gebied van de staatssteun kan het belastingvoordeel dat een onderneming kan genieten omdat zij een bepaalde investering doet die voor elke marktdeelnemer openstaat, niet als selectief worden beschouwd op grond van een vermeende discretionaire bevoegdheid van de belastingdienst, aangezien deze bevoegdheid er de jure en de facto alleen in bestaat dat het soort operatie dat voor de betrokken belastingvoordelen in aanmerking komt, wordt gedefinieerd.

(cf. punten 160, 163)

6.      Zie de tekst van de beslissing.

(cf. punten 177, 183)

7.      Zie de tekst van de beslissing.

(cf. punt 183)

8.      Op het gebied van de staatssteun verlangt de motiveringsplicht dat de Commissie aangeeft waarom de betrokken maatregel volgens haar binnen de werkingssfeer van artikel 107, lid 1, VWEU valt. Zelfs wanneer reeds uit de omstandigheden waaronder de steun is verleend, duidelijk blijkt dat die steun het handelsverkeer tussen lidstaten ongunstig zal beïnvloeden en de mededinging zal vervalsen of dreigen te vervalsen, mag van de Commissie worden verwacht dat zij die omstandigheden in de motivering van haar besluit aangeeft.

Voorts moet de Commissie, wanneer bepaalde bijzondere omstandigheden dit vereisen, haar besluit nader motiveren door relevante aanwijzingen te geven over de voorzienbare gevolgen van de steun voor de mededinging en voor het handelsverkeer tussen de lidstaten.

In dat verband is de vaststelling in het besluit van de Commissie dat de investeerders in verschillende sectoren van de economie actief waren en dat de voordelen hun positie in hun respectieve markten versterkten, een algemene stelling die op elke vorm van ondersteuning door de overheid kan worden toegepast, zonder dat wordt verwezen naar een specifieke omstandigheid die uitlegt waarom de litigieuze maatregelen de mededinging dreigen te vervalsen of het handelsverkeer beïnvloeden op de markten waarop de investeerders actief zijn.

In de bijzondere omstandigheden van een regeling die het scheepvaartmaatschappijen mogelijk maakt om door scheepswerven van een lidstaat gebouwde schepen te kopen met een korting, waardoor de leden van federaties van concurrerende scheepswerven scheepsbouwcontracten verliezen, staat het aan de Commissie om meer aanwijzingen te geven, zodat kan worden begrepen hoe het voordeel dat bij de investeerders blijft, en niet de scheepvaartmaatschappijen of de scheepswerven, de mededinging kan vervalsen of dreigen te vervalsen en het handelsverkeer negatief kan beïnvloeden in de zin van artikel 107, lid 1, VWEU op de markten waarop zij actief zijn.

(cf. punten 192, 193, 198, 200, 204, 207)