Language of document : ECLI:EU:T:2014:890

Zaak T‑517/12

Alro SA

tegen

Europese Commissie

„Staatssteun – Elektriciteit – Preferente tarieven – Besluit tot inleiding van de procedure van artikel 108, lid 2, VWEU – Beroep tot nietigverklaring – Niet voor beroep vatbare handeling – Steunmaatregel die volledig tot uitvoering is gebracht, ten dele op de datum van het besluit en ten dele op de datum van instelling van het beroep – Niet-ontvankelijkheid”

Samenvatting – Arrest van het Gerecht (Vijfde kamer) van 16 oktober 2014

1.      Beroep tot nietigverklaring – Handelingen waartegen beroep kan worden ingesteld – Handelingen die rechtsgevolgen beogen te sorteren – Begrip – Voorwaarden

(Art. 263 VWEU)

2.      Beroep tot nietigverklaring – Handelingen waartegen beroep kan worden ingesteld – Begrip – Handelingen die bindende rechtsgevolgen sorteren – Voorbereidende handelingen – Daarvan uitgesloten

(Art. 263 VWEU)

3.      Beroep tot nietigverklaring – Handelingen waartegen beroep kan worden ingesteld – Handelingen die bindende rechtsgevolgen sorteren – Besluit van de Commissie tot inleiding van de formele onderzoeksprocedure met betrekking tot een overheidsmaatregel die nog tot uitvoering wordt gebracht en voorlopig als nieuwe steun wordt gekwalificeerd – Daaronder begrepen

(Art. 107, lid 1, VWEU, 108, lid 3, VWEU en 263 VWEU)

4.      Beroep tot nietigverklaring – Handelingen waartegen beroep kan worden ingesteld – Handelingen die bindende rechtsgevolgen sorteren – Besluit van de Commissie tot inleiding van de formele onderzoeksprocedure met betrekking tot een overheidsmaatregel die niet langer tot uitvoering wordt gebracht – Daarvan uitgesloten

(Art. 107, lid 1, VWEU, 108, lid 2, VWEU en 263 VWEU)

5.      Gerechtelijke procedure – Ontvankelijkheid van de beroepen – Beoordeling naar de situatie op het tijdstip waarop het verzoekschrift is ingediend

6.      Beroep tot nietigverklaring – Handelingen waartegen beroep kan worden ingesteld – Begrip – Handelingen die bindende rechtsgevolgen sorteren – Beoordeling van deze gevolgen aan de hand van de wezenlijke inhoud van de handeling

(Art. 263 VWEU)

7.      Recht van de Europese Unie – Rechtstreekse werking – Voorrang – Conflict tussen een besluit van de Commissie en een nationaal besluit – Verplichtingen en bevoegdheden van de aangezochte nationale rechter

(Verklaring nr. 17 bij het VEU en VWEU)

8.      Steunmaatregelen van de staten – Besluit van de Commissie tot inleiding van de formele onderzoeksprocedure met betrekking tot een overheidsmaatregel – Beroep tot nietigverklaring dat door het Gerecht niet-ontvankelijk is verklaard – Schending van het recht op effectieve rechterlijke bescherming – Geen – Mogelijkheid om de nationale rechter voor te stellen om prejudicieel te verwijzen

(Art. 108, lid 2, VWEU en 267 VWEU; Handvest van de grondrechten van de Europese Unie, art. 47)

1.      In het kader van door de lidstaten of de instellingen ingestelde beroepen tot nietigverklaring worden als voor beroep vatbare handelingen in de zin van artikel 263 VWEU aangemerkt, alle door de instellingen vastgestelde bepalingen, ongeacht de vorm, die tot doel hebben bindende rechtsgevolgen tot stand te brengen. Voorts kan een lidstaat beroep tot nietigverklaring van een bindende rechtsgevolgen sorterende handeling instellen zonder dat hij een procesbelang hoeft aan te tonen.

Wanneer het beroep tot nietigverklaring door een natuurlijke persoon of rechtspersoon tegen een handeling van een instelling wordt ingesteld, staat dit beroep enkel open indien de handeling bindende rechtsgevolgen in het leven roept die de belangen van de verzoeker aantasten doordat zij diens rechtspositie aanmerkelijk wijzigen. Wanneer door een niet-geprivilegieerde verzoekende partij beroep tot nietigverklaring tegen een niet tot haar gerichte handeling wordt ingesteld, valt het vereiste dat de bindende rechtsgevolgen van de bestreden maatregel de belangen van de verzoekende partij aantasten doordat zij haar rechtspositie aanmerkelijk wijzigen, samen met de in artikel 263, vierde alinea, VWEU gestelde voorwaarden.

(cf. punten 22, 24, 25)

2.      Zie de tekst van de beslissing.

(cf. punt 23)

3.      Een besluit van de Commissie tot inleiding van de formele onderzoeksprocedure ten aanzien van een maatregel die nog steeds tot uitvoering wordt gebracht en die door de Commissie als nieuwe steun wordt aangemerkt, wijzigt noodzakelijkerwijs de juridische strekking van de betrokken maatregel en de rechtspositie van de ondernemingen die daarvan de begunstigden zijn, met name wat de voortzetting van de tenuitvoerlegging van deze maatregel betreft. Een dergelijk besluit kan tevens worden aangevoerd voor een nationale rechter die moet oordelen over de gevolgen van de schending van artikel 108, lid 3, laatste zin, VWEU. Ten slotte kan het voor de ondernemingen waarvoor de maatregel bestemd is, aanleiding zijn om in elk geval nieuwe betalingen of nieuwe voordelen te weigeren of de nodige reserves voor eventuele latere financiële compensaties aan te leggen. Ook de commerciële relaties van deze begunstigde ondernemingen zullen in hun contacten met hen rekening houden met hun zwakkere rechtspositie en financiële situatie.

Deze autonome rechtsgevolgen moeten worden opgevat als de bindende rechtsgevolgen van de voorbereidende of tussenhandelingen, waartegen voor de begunstigden van de vermeende steunmaatregel onvoldoende rechterlijke bescherming wordt geboden door een beroep tegen het besluit waardoor een einde komt aan de procedure betreffende de vermeende staatssteun.

(cf. punten 27‑29)

4.      Anders dan een besluit van de Commissie tot inleiding van de formele onderzoeksprocedure ten aanzien van een steunmaatregel die nog tot uitvoering wordt gebracht, brengt een besluit van die aard met betrekking tot een maatregel die niet langer tot uitvoering wordt gebracht, geen autonome rechtsgevolgen en dus ook geen bindende rechtsgevolgen teweeg, omdat het geen onmiddellijke, zekere en voldoende bindende draagwijdte heeft ten opzichte van de lidstaat waaraan het is gericht en de begunstigde of begunstigden van de maatregel die voorwerp van onderzoek is. Dit vormt derhalve geen voor beroep vatbare handeling in de zin van artikel 263 VWEU.

In dat verband kunnen de commerciële onzekerheid en de perceptie van andere marktdeelnemers van de situatie van de begunstigde van de steun, niet worden beschouwd als bindende rechtsgevolgen, aangezien het slechts gaat om louter feitelijke gevolgen en niet om rechtsgevolgen die het besluit tot inleiding van de formele onderzoeksprocedure moet sorteren.

(cf. punten 35, 39, 44, 63)

5.      Zie de tekst van de beslissing.

(cf. punt 46)

6.      Zie de tekst van de beslissing.

(cf. punt 50)

7.      Zie de tekst van de beslissing.

(cf. punt 56)

8.      Zie de tekst van de beslissing.

(cf. punt 59)