Arrest van het Hof (Eerste kamer) van 7 mei 2020 (verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door de Tribunale di Genova - Italië – LG e.a./Rina SpA, Ente Registro Italiano Navale
(Zaak C-641/18)1
(Prejudiciële verwijzing – Justitiële samenwerking in burgerlijke zaken – Verordening (EG) nr. 44/2001 – Artikel 1, lid 1 – Begrippen „burgerlijke en handelszaken” en „administratiefrechtelijke zaken” – Werkingssfeer – Activiteiten van bureaus voor de classificatie en certificering van schepen – Acta iure imperii en acta iure gestionis – Bevoegdheden van openbaar gezag – Immuniteit van rechtsmacht)
Procestaal: Italiaans
Verwijzende rechter
Tribunale di Genova
Partijen in het hoofdgeding
Verzoekende partijen: LG e.a.
Verwerende partijen: Rina SpA, Ente Registro Italiano Navale
Dictum
Artikel 1, lid 1, van verordening (EG) nr. 44/2001 van de Raad van 22 december 2000 betreffende de rechterlijke bevoegdheid, de erkenning en de tenuitvoerlegging van beslissingen in burgerlijke en handelszaken moet aldus worden uitgelegd dat een beroep tot schadevergoeding tegen privaatrechtelijke rechtspersonen die voor rekening en als gedelegeerden van een derde staat schepen classificeren en certificeren onder het begrip „burgerlijke en handelszaken” in de zin van die bepaling en derhalve binnen de werkingssfeer van die verordening valt, omdat die activiteiten niet worden uitgeoefend krachtens bevoegdheden van openbaar gezag in de zin van het Unierecht, hetgeen de verwijzende rechter dient te beoordelen. Het beginsel van internationaal gewoonterecht inzake de immuniteit van rechtsmacht verzet zich er niet tegen dat de aangezochte nationale rechter de rechtsbevoegdheid uitoefent waarin voornoemde verordening voorziet wanneer die rechter vaststelt dat de betrokken organisaties geen bevoegdheden van openbaar gezag hebben uitgeoefend in de zin van het internationaal recht.
____________
1 PB C 25 van 21.1.2019.