Arrest van het Gerecht (Eerste kamer) van 7 december 2011 – El Corte Inglés/BHIM – Azzedine Alaïa (ALIA)
(Zaak T‑152/10)
„Gemeenschapsmerk – Oppositieprocedure – Aanvraag voor gemeenschapswoordmerk ALIA – Ouder gemeenschapsbeeldmerk ALAÏA PARIS – Relatieve weigeringsgrond – Verwarringsgevaar – Artikel 8, lid 1, sub b, van verordening (EG) nr. 207/2009”
Gemeenschapsmerk – Definitie en verkrijging van gemeenschapsmerk – Relatieve weigeringsgronden – Oppositie door houder van gelijk of overeenstemmend ouder merk dat is ingeschreven voor zelfde of soortgelijke waren of diensten – Gevaar voor verwarring met ouder merk (Verordening nr. 207/2009 van de Raad, art. 8, lid 1, sub b) (cf. punten 19‑20, 59)
Voorwerp
| Beroep tegen de beslissing van de vierde kamer van beroep van het BHIM van 3 februari 2010 (zaak R 924/2008‑4) inzake een oppositieprocedure tussen Azzedine Alaïa en El Corte Inglés, SA |
Dictum
1) | | De beslissing van de vierde kamer van beroep van het Bureau voor harmonisatie binnen de interne markt (merken, tekeningen en modellen) (BHIM) van 3 februari 2010 (zaak R 924/2008‑4) wordt vernietigd voor zover de kamer van beroep bij het onderzoek van het gevaar voor verwarring van de betrokken merken waren van klasse 3 die zijn omschreven als „parfumerieën, etherische oliën, cosmetische middelen, haarlotions; tandreinigingsmiddelen”, buiten beschouwing heeft gelaten. |
2) | | Het beroep wordt verworpen voor het overige. |
3) | | El Corte Inglés, SA, het BHIM en Azzedine Alaïa dragen elk hun eigen kosten. |