Language of document :

Beroep ingesteld op 9 februari 2007 - Lactalis Gestion Lait en Lactalis Investissements / Raad

(Zaak T-29/07)

Procestaal: Frans

Partijen

Verzoekende partijen: Lactalis Gestion Lait SNC en Lactalis Investissements SNC (Laval, Frankrijk) (vertegenwoordiger: A. Philippart, advocaat)

Verwerende partij: Raad van de Europese Unie

Conclusies

voor recht te verklaren dat artikel 1, eerste alinea, van richtlijn 67/227/EEG, zoals nader toegelicht door de vierde overweging van de considerans, de lidstaten verplicht tot afschaffing en vervanging van de cumulatieve cascadestelsels die de mededinging vervalsen en de handel tussen lidstaten belemmeren;

voor recht te verklaren dat artikel 1, derde alinea, van richtlijn 67/227/EEG, zoals nader toegelicht door de achtste overweging van de considerans, de (oude en nieuwe) lidstaten verbiedt om bij in- of uitvoer forfaitaire compenserende maatregelen uit hoofde van de omzetbelasting voor het handelsverkeer tussen lidstaten te handhaven of in te stellen;

voor recht te verklaren dat artikel 1 van de Eerste richtlijn (67/227/EEG) de cumulatieve cascadestelsels vervangt door het gemeenschappelijke btw-stelsel en dat voortaan het handhaven of instellen van cumulatieve cascadestelsels die de mededinging vervalsen en de handel belemmeren, moet worden verboden;

voor recht te verklaren dat richtlijn 2006/112/EG van de Raad van 28 november 2006 betreffende het gemeenschappelijke btw-stelsel, door de Eerste richtlijn (67/227/EEG) met uitzondering van artikel 2, waarin de kenmerken van de btw worden omschreven, in te trekken, in strijd met haar doel een onvolledig en onjuist beeld van de bestaande btw-wetgeving geeft en afbreuk doet aan de harmonisatie van de wetgevingen inzake omzetbelasting;

voor recht verklaren dat de Raad de doelstellingen van de artikelen 3 en 93 EG schendt en de belangen van verzoeksters rechtstreeks en individueel schaadt, door elke verwijzing naar het beginsel van het verbod op cumulatieve cascadestelsels te schrappen en aldus de handhaving en de herinvoering van omzetbelasting mogelijk te maken, waardoor de mededinging kan worden vervalst en de handel tussen lidstaten kan worden belemmerd;

nietig te verklaren artikel 411-1 van richtlijn 2006/112/EG voor zover dit de overwegingen 4 en 8 van de considerans en artikel 1, eerste en derde alinea, van richtlijn 67/227/EG van de Raad intrekt en kennelijk de artikelen 3 en 93 EG schendt;

de Raad te veroordelen tot vergoeding aan verzoeksters van de onverhaalbare kosten die in de onderhavige procedure zijn gemaakt.

Middelen en voornaamste argumenten

Met het onderhavige beroep vorderen verzoeksters nietigverklaring van artikel 411-1 van richtlijn 2006/112/EG van de Raad van 28 november 2006 betreffende het gemeenschappelijke stelsel van belasting over de toegevoegde waarde1, voor zover daarbij artikel 1, eerste en derde alinea, van de Eerste Richtlijn (67/227/EEG) van de Raad van 11 april 1967 betreffende de harmonisatie van de wetgevingen der lidstaten inzake omzetbelasting2, die in de afschaffing van de cumulatieve cascadestelsels voorzien en de handhaving of invoering van dergelijke belastingen verbiedt, is ingetrokken.

Verzoeksters stellen dat de Raad door het vaststellen van een dergelijke richtlijn de doelstellingen schendt van de artikelen 3 en 93 EG, die voorzien in de harmonisatie van wetgevingen inzake omzetbelastingen. Tevens stellen zij dat de intrekking van richtlijn 67/277/EEG door richtlijn 2006/112/EG meebrengt, dat het beginsel van het verbod op cumulatieve cascadestelsels, die naar hun aard de mededingingsvoorwaarden kunnen vervalsen en de handel tussen de lidstaten belemmeren, wordt ondermijnd.

____________

1 - PB L 347, blz. 1.

2 - PB L 71, blz. 1301.