Language of document :

Verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door de Symvoulio tis Epikrateias (Griekenland) op 22 januari 2024 – Emporiki Serron AE – Emporias kai Diathesis Agrotikon Proïonton/Ypourgos Anaptyxis kai Ependyseon, Ypourgos Agrotikis Anaptyxis kai Trofimon

(Zaak C-42/24, Emporiki Serron AE – Emporias kai Diathesis Agrotikon Proïonton)

Procestaal: Grieks

Verwijzende rechter

Symvoulio tis Epikrateias

Partijen in het hoofdgeding

Verzoekende partij: Emporiki Serron – Emporias kai Diathesis Agrotikon Proïonton

Verwerende partijen: Ypourgos Anaptyxis kai Ependyseon, Ypourgos Agrotikis Anaptyxis kai Trofimon

Prejudiciële vragen

Is een nationale regeling als artikel 103 van wet 2362/1995, waarbij niet alleen een verjaringstermijn van vijf jaar wordt vastgesteld voor de terugvordering van middelen die onverschuldigd aan marktdeelnemers zijn uitgekeerd na een handeling of nalaten waardoor de algemene begroting van de Gemeenschappen of door de Gemeenschappen beheerde begrotingen worden of zouden kunnen worden benadeeld, maar tevens wordt bepaald dat die termijn ingaat op het moment waarop is geconstateerd dat steun onverschuldigd of onterecht is ontvangen in plaats van op het moment waarop de onregelmatigheid is begaan, verenigbaar met artikel 3 van verordening nr. 2988/951 en het algemene rechtszekerheidsbeginsel?

Indien bij een nationale regeling met toepassing van artikel 3, lid 3, van verordening nr. 2988/95 een langere verjaringstermijn is vastgesteld dan de termijn van vier jaar in artikel 3, lid 1, van die verordening, moet de laatste alinea van dat lid 1 dan aldus worden uitgelegd dat voor de terugvordering van onverschuldigd of onterecht uitgekeerde steun een uiterste verjaringstermijn geldt van acht jaar vanaf het moment dat de onregelmatigheid is begaan, of aldus dat de uiterste verjaringstermijn het dubbele bedraagt van de langste bij de nationale regeling bepaalde termijn?

Indien het antwoord op de eerste vraag bevestigend luidt en het antwoord op de tweede vraag is dat de uiterste verjaringstermijn volgens de laatste alinea van artikel 3, lid 1, van verordening nr. 2988/95 het dubbele bedraagt van de bij de nationale regeling bepaalde langste termijn: gaat de uiterste verjaringstermijn, indien volgens de nationale regeling een langere verjaringstermijn geldt dan de termijn in artikel 3, lid 1, van verordening nr. 2988/95 en daarbij tevens is bepaald dat deze ingaat op het moment dat de onregelmatigheid is geconstateerd, dan in op het moment dat de onregelmatigheid is begaan of op het moment dat deze is geconstateerd?

____________

1 Verordening (EG, Euratom) nr. 2988/95 van de Raad van 18 december 1995 betreffende de bescherming van de financiële belangen van de Europese Gemeenschappen (PB 1995, L 312, blz. 1).