Language of document : ECLI:EU:C:2014:2225

Zaak C‑7/13

Skandia America Corp. (USA), filial Sverige

tegen

Skatteverket

(verzoek van het Förvaltningsrätt i Stockholm om een prejudiciële beslissing)

„Prejudiciële verwijzing – Gemeenschappelijk stelsel van belasting over de toegevoegde waarde – Richtlijn 2006/112/EG – Btw-groep – Interne facturering voor de diensten die door een hoofdvennootschap met zetel in een derde land zijn verricht voor haar filiaal dat lid is van een btw-groep in een lidstaat – Belastbaarheid van de verrichte diensten”

Samenvatting – Arrest van het Hof (Tweede kamer) van 17 september 2014

1.        Harmonisatie van de belastingwetgeving – Gemeenschappelijk stelsel van belasting over de toegevoegde waarde – Belastbare handelingen – Diensten die onder bezwarende titel worden verricht – Begrip – Diensten die door een hoofdvennootschap met zetel in een derde staat zijn verricht voor haar filiaal in een lidstaat – Filiaal dat deel uitmaakt van een groep personen die voor de belasting over de toegevoegde waarde als één belastingplichtige kunnen worden aangemerkt – Daaronder begrepen

(Richtlijn 2006/112 van de Raad, art. 2, lid 1, 9 en 11)

2.        Harmonisatie van de belastingwetgeving – Gemeenschappelijk stelsel van belasting over de toegevoegde waarde – Belastingplichtigen – Belastingplichtige afnemer van diensten verricht door een belastingplichtige die in een derde land is gevestigd – Begrip – Afnemer van diensten die door een hoofdvennootschap met zetel in een derde staat zijn verricht voor haar filiaal in een lidstaat – Filiaal dat deel uitmaakt van een groep personen die voor de belasting over de toegevoegde waarde als één belastingplichtige kunnen worden aangemerkt – Daaronder begrepen

(Richtlijn 2006/112 van de Raad, art. 56, 193 en 196)

1.        De artikelen 2, lid 1, 9 en 11 van richtlijn 2006/112 betreffende het gemeenschappelijke stelsel van belasting over de toegevoegde waarde moeten aldus worden uitgelegd dat de diensten die een in een derde land gevestigd hoofdkantoor verricht voor zijn filiaal in een lidstaat, belastbare handelingen vormen indien dat filiaal lid is van een btw-groep.

De gelijkstelling met een enkele belastingplichtige sluit namelijk uit dat de leden van de groep verder afzonderlijke belastingaangiften indienen en verder binnen en buiten hun groep als belastingplichtigen worden geïdentificeerd, aangezien alleen de enkele belastingplichtige die aangiften kan indienen. Daaruit volgt dat diensten verricht door een derde voor een lid van een dergelijke groep in een dergelijke situatie voor de toepassing van de belasting over de toegevoegde waarde niet mogen worden beschouwd als verricht voor het lid maar als verricht voor deze groep waartoe dat lid behoort.

(cf. punten 29, 32, dictum 1)

2.        De artikelen 56, 193 en 196 van richtlijn 2006/112 betreffende het gemeenschappelijke stelsel van belasting over de toegevoegde waarde moeten aldus worden uitgelegd dat een groep personen in een lidstaat die voor de belasting over de toegevoegde waarde als één belastingplichtige kunnen worden aangemerkt, in een situatie waarin een in een derde land gevestigd hoofdkantoor van een vennootschap diensten onder bezwarende titel verricht voor een filiaal van dezelfde vennootschap dat gevestigd is in die lidstaat en lid is van die groep, als afnemer van de diensten de tot voldoening van de verschuldigde belasting over toegevoegde waarde gehouden persoon wordt.

Artikel 196 van richtlijn 2006/112 bepaalt immers, in afwijking van de algemene regel van artikel 193 van die richtlijn, volgens welke de belasting over de toegevoegde waarde in een lidstaat verschuldigd is door de belastingplichtige die een belastbare dienst verricht, dat de belasting over de toegevoegde waarde verschuldigd is door de belastingplichtige afnemer van deze dienst wanneer de in artikel 56 van deze richtlijn bedoelde dienst door een niet in die lidstaat gevestigde belastingplichtige wordt verricht.

De verrichting van deze diensten in een dergelijke situatie vormt een belastbare handeling uit hoofde van artikel 2, lid 1, sub c, van richtlijn 2006/112, en de groep waartoe het filiaal behoort en die de ontvanger van de diensten is, wordt voor de toepassing van de belasting over de toegevoegde waarde als de afnemer van deze diensten beschouwd.

(cf. punten 34, 35, 37, 38, dictum 2)