Language of document : ECLI:EU:C:2010:579

Zaak C‑512/08

Europese Commissie

tegen

Franse Republiek

„Niet-nakoming – Artikel 49 EG – Sociale zekerheid – Voorgenomen medische behandeling in andere lidstaat waarbij zware apparatuur dient te worden gebruikt – Vereiste van voorafgaande toestemming – Geplande behandeling verricht in andere lidstaat – Verschillend dekkingsniveau in lidstaat van aansluiting en in lidstaat van verblijf – Recht van sociaal verzekerde op tegemoetkoming door bevoegd orgaan in aanvulling op tegemoetkoming door orgaan van lidstaat van verblijf”

Samenvatting van het arrest

Vrij verrichten van diensten – Beperkingen – Nationale regeling betreffende vergoeding van in andere lidstaat gemaakte ziektekosten

(Art. 49 EG)

Een lidstaat van wie de nationale regeling, behoudens in bijzondere omstandigheden die onder meer verband houden met de gezondheidstoestand van de verzekerde of met het spoedeisende karakter van de vereiste zorg, de vergoeding door het bevoegde orgaan, op basis van de in zijn lidstaat geldende dekkingsregeling, van geplande extramurale verzorging in een andere lidstaat waarbij gebruikt dient te worden gemaakt van zware apparatuur, afhankelijk stelt van het vereiste van voorafgaande toestemming, schiet niet tekort in de krachtens artikel 49 EG op hem rustende verplichtingen.

Dat een dergelijke regeling de bij het betrokken socialezekerheidsstelsel aangesloten patiënten kan afschrikken, ja zelfs beletten om zich tot zorgverstrekkers in een andere lidstaat te wenden om de betrokken zorg te ontvangen, en bijgevolg zowel voor deze verzekerden als voor die dienstverstrekkers een belemmering van het vrij verrichten van diensten vormt, neemt immers niet weg dat, gelet op de gevaren voor de organisatie van het volksgezondheidsbeleid en voor het financiële evenwicht van het socialezekerheidsstelsel, een dergelijk vereiste in de huidige stand van het recht van de Unie een gerechtvaardigde beperking is. Die gevaren houden verband met het feit dat voor de in de betrokken nationale regeling limitatief opgesomde zware apparatuur, ongeacht of zij bestemd is om te worden geïnstalleerd en gebruikt in een ziekenhuisomgeving, een planning moet worden vastgesteld, zoals die welke in die regeling is opgenomen, met name met betrekking tot het aantal toestellen en de geografische verdeling ervan, teneinde bij te dragen tot het garanderen van een rationeel, stabiel, evenwichtig en toegankelijk aanbod van geavanceerde behandelingen op het gehele nationale grondgebied, maar ook om elke verspilling van financiële en technische middelen en personeel zo veel mogelijk te vermijden.

Bij ontbreken van bewijzen van met het recht van de Unie strijdige administratieve praktijken en van eventuele klachten die dienaangaande door sociaal verzekerden zijn ingediend, creëert een nationale regeling die steun vindt in ten minste één beslissing van een hoogste nationale rechterlijke instantie en waarin het algemeen beginsel wordt geponeerd dat het bevoegde nationale orgaan de zorg die in een andere lidstaat of in een bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte aangesloten staat is verleend aan een bij het nationale socialezekerheidsstelsel aangesloten patiënt, vergoedt onder dezelfde voorwaarden als wanneer de zorg in de betrokken lidstaat zou zijn verleend, en dit binnen de grenzen van de door de sociaal verzekerde daadwerkelijk gemaakte kosten, geen situatie die de bij het betrokken nationale socialezekerheidsstelsel aangesloten patiënten het recht op een aanvullende vergoeding kan ontnemen in het geval bedoeld in het arrest van 12 juli 2001, Vanbraekel e.a., C‑368/98, waarin de vergoeding van de kosten van ziekenhuisverzorging in de lidstaat van verblijf, zoals die voortvloeit uit de toepassing van de in die lidstaat geldende regels, lager is dan de vergoeding waarop de betrokkene bij toepassing van de wettelijke regeling van de lidstaat van aansluiting recht zou hebben gehad. Ingevolge de algemene formulering ervan, valt ook het recht op een aanvullende vergoeding ten laste van het bevoegde nationale orgaan in het in dat arrest bedoelde geval onder een dergelijke wettelijke regeling.

(cf. punten 27‑28, 32, 37, 42‑43, 51, 57‑58, 67‑69)