Language of document : ECLI:EU:T:2006:349

Zaak T‑32/04

Lichtwer Pharma AG

tegen

Bureau voor harmonisatie binnen de interne markt (merken, tekeningen en modellen) (BHIM)

„Gemeenschapsmerk – Oppositieprocedure – Gemeenschapsmerkaanvraag voor woord Lyco‑A – Ontvankelijkheid van beroep voor kamer van beroep – Procedurekosten – Verdeling”

Samenvatting van het arrest

1.      Gemeenschapsmerk – Procedurevoorschriften

(Verordening nr. 40/94 van de Raad, art. 81, lid 4)

2.      Gemeenschapsmerk – Procedurevoorschriften

(Verordening nr. 40/94 van de Raad, art. 81, lid 4)

1.      Blijkens de formulering van artikel 81, lid 4, van verordening nr. 40/94 inzake het gemeenschapsmerk beschikt de kamer van beroep over een ruime beoordelingsvrijheid inzake de verdeling van de procedurekosten in het kader van een afdoening zonder beslissing. In dergelijke omstandigheden mag de gemeenschapsrechter zijn beoordeling niet in de plaats stellen van die van de kamer van beroep. Niettemin dient hij na te gaan of de kamer van beroep, gelet op de overwegingen die tot haar oordeel hebben kunnen leiden, de grenzen van haar beoordelingsvrijheid niet heeft overschreden en niet op kennelijk onjuiste wijze van deze vrijheid gebruik heeft gemaakt.

(cf. punt 18)

2.      Aangezien parallelle oppositieprocedures berusten op andere feiten, moet bij de beoordeling van het gevaar voor verwarring van de conflicterende merken in elk van deze procedures rekening worden gehouden met alle elementen, feitelijk en rechtens, die partijen in elke procedure aanvoeren. In deze omstandigheden kan op basis van de toewijzing van een oppositie, waardoor de parallelle procedures weliswaar zonder voorwerp raken, geenszins worden vastgesteld welke partij in deze parallelle procedures in het ongelijk zou zijn gesteld. De vaststelling van de verliezende partij in een bepaalde procedure mag immers alleen berusten op het voorwerp en het feitelijke en juridische kader van die procedure, zoals bepaald door de vorderingen van partijen. Bovendien vloeit uit de beslissing tot toewijzing van een van de tegen deze aanvraag ingestelde opposities geenszins automatisch voort dat de aanvrager van het geweigerde merk op basis van artikel 81, lid 4, van verordening nr. 40/94 inzake het gemeenschapsmerk wordt verwezen in de kosten van alle eventuele parallelle procedures.

(cf. punten 21‑23)